Brandweer en gemeente schuldig aan verdrinkingsdood Weerwater Almere 2002

Auteur Topic: Brandweer en gemeente schuldig aan verdrinkingsdood Weerwater Almere 2002  (gelezen 8787 keer)

0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.

rozema12

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 513
Brandweer en gemeente schuldig aan verdrinkingsdood
Publicatie: 17/09/08 12:40 Laatst gewijzigd: 17/09/08 13:08
De rechtbank in Zwolle heeft woensdag de regionale brandweer en de gemeente Almere gedeeltelijk aansprakelijk gesteld voor een verdrinkongeval.

Een 49-jarige man uit Almere verdronk in september 2002 tijdens een vaartocht op een recreatieplas de Weerwater bij Almere. Nabestaanden spanden de rechtszaak aan, omdat zij de gemeente en de brandweer de schuld gaven voor de verdrinkingsnood van hun geliefde. De rechter oordeelde dat het optreden van de hulpverlenende instanties inderdaad tekort is geschoten. Er was namelijk sprake van slechte communicatie onderling, waardoor er veel tijd verloren ging. Ook zou er te snel zijn overgegaan tot bergen van het lichaam in plaats van de man te redden. Over een eventuele schadevergoeding is nog niets bekend.

bron: hartvannederland.nl




rozema12

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 513
Reactie #1 Gepost op: 17 september 2008, 16:08:26
Gemeente Almere aansprakelijk voor verdrinking


 -------------------------------------------------------------------------------

(Novum) - De brandweer en de gemeente Almere zijn medeaansprakelijk voor de verdrinkingsdood van een man in 2002. Volgens de rechter schoot de brandweer op meerdere onderdelen tekort en was er geen duidelijke bevelsverstrekking. Omdat het slachtoffer onvoorzichtig zou zijn geweest, legt de rechter de verantwoordelijkheid voor zijn dood voor slechts een derde bij de gemeente.

 
In de nacht van 2 op 3 september 2002 raakten het slachtoffer en zijn neef op een recreatieplas bij Almere op zo'n tweehonderd meter uit de oever te water. De neef kon naar de wal zwemmen, maar zijn metgezel verdronk.

De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelde dat de hulpdiensten niet adequaat handelden. Hierdoor konden zij het slachtoffer niet op tijd vinden, waardoor de man waarschijnlijk door onderkoeling onder water raakte. Vervolgens is te snel overgegaan tot berging van het lichaam, terwijl er nog kans was dat de man gered kon worden, stelde de rechter.

De vrouw van de overleden man en zijn twee zonen hadden de gemeente en de brandweer aansprakelijk gesteld voor het ongeval. Hoe groot de schadevergoeding is die aan de nabestaanden wordt uitgekeerd, is nog niet bekend. Hier doet de rechter op 29 oktober uitspraak over.

bron: nieuws.nl


nirosmen

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 1,284
  • Brandmeester, ploegchef en oefenleider
Reactie #2 Gepost op: 18 september 2008, 15:34:21
Tja????????????????


RuudF

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 576
Reactie #3 Gepost op: 18 september 2008, 15:44:32
Zonder precies te weten wat hier is voorgevallen, denk ik dat dit toch wel een hele slechte ontwikkeling is hier in Nederland.
Los van het feit dat het triest is dat er iemand is gestorven, kan en wíl ik niet geloven dat een Brandweer-organisatie moedwillig iemand laat verdrinken. Als hier fouten zijn gemaakt moet alles in het werk worden gesteld om die in de toekomst te voorkomen, maar óf dit bereikt wordt door justitie een korps aansprakelijk te stellen met schade-claims tot gevolg weet ik zeker van niet.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #4 Gepost op: 18 september 2008, 16:02:28
De uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl en dan zoeken op 'brandweer almere'

Onderstaand een aantal alinea's uit het vonnis. De volledige uitspraak is te vinden op bovenstaande manier!


LJN: BF0802, Rechtbank Zwolle , 127469 / HA ZA 06-1510 Print uitspraak
 
 
Datum uitspraak: 17-09-2008
Datum publicatie: 17-09-2008
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Almeers verdrinkingsongeval. Hulpverlenend optreden van de brandweer schiet op meerdere onderdelen tekort. Onduidelijke bevelsverstrekking, trage bevelsopvolging en tekortschietend materieel waardoor tijd wordt verloren. Definitieve onderdompeling had voorkomen kunnen worden. Na onderdompeling is niet adequaat gehandeld en is onder meer te snel overgegaan tot bergen in plaats van redden. Aansprakelijkheid van Regionale Brandweer ?n Gemeente Almere, die hen kan worden toegerekend. Geen persoonlijke aansprakelijkheid van bevelvoerder en/of officier van dienst. Verdrinking en daardoor de schade bij de nabestaanden is mede het gevolg van de onvoorzichtigheid van het slachtoffer. Regionale Brandweer en Gemeente Almere zijn samen voor een/derde deel (33%) van de schade aansprakelijk. Geen reden voor billijkheidscorrectie. Aanhouding voor nadere informatie over de aard en omvang van de schade.
 
(...)

6.4.  Wat betreft de rol van RBF en de Gemeente en hun taakverdeling kan het volgende worden vastgesteld.

De Gemeente is via haar orgaan de gemeenteraad volgens het bepaalde in artikel 1 lid 2 van de Brandweerwet 1985 belast met de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer, waarbij burgemeester en wethouders krachtens het vierde lid onder meer de zorg hebben voor het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen bij ongevallen anders dan bij brand. Ingevolge het zesde lid van artikel 1 bestaat de taak van de brandweer in elk geval uit de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden ter zake van die in het vierde lid genoemde onderwerpen.

Het eerste lid van artikel 1 van de Brandweerwet 1985 staat toe dat taken van de gemeentelijke brandweer worden overgedragen aan een regionale brandweer, die volgens artikel 3 van de Brandweerwet 1985, zoals dat ten tijde van het incident gold, een (eigen) openbaar lichaam vormt. Aan de regionale brandweer kan, volgens het bepaalde in de artikelen 3 jo 8 van de Brandweerwet 1985, door de deelnemende gemeenten personeel en materieel ter beschikking worden gesteld.

Uit een en ander vloeit voort dat de Gemeente zeggenschap van betekenis heeft behouden over de bij haar in dienst zijnde brandweerfunctionarissen en over het door haar aangeschafte en in beheer zijnde materieel. Dat de betreffende brandweerlieden en het daarbij door hen gebruikte materieel ten tijde van het incident werden ingezet door RBF als regionale brandweer althans in het kader van de aan RBF overgedragen taken, brengt dan ook niet mee dat de Gemeente is ontheven van aansprakelijkheid voor haar brandweerlieden en haar materieel. Een en ander raakt ook niet de vraag wie in de onderlinge verhouding van RBF en de Gemeente uiteindelijk de gevolgen van een dergelijke aansprakelijkheid heeft te dragen.

6.5.  Gelet op het voorgaande faalt dan ook het verweer van RBF en de Gemeente dat de burgerlijke rechter - vanwege de (gestelde) aan RBF en de Gemeente als overheden toekomende beleidsvrijheid omtrent onder meer de inzet van (beperkt) beschikbare personele, materi?le en financi?le middelen - afgetrokken is van een oordeel over de hiervoor de in de derde alinea van r.o. 6.2. weergegeven vraag. Het gaat er ook niet om of, achteraf oordelend, een andere of meer beschikbaarheid voor inzet van die middelen en de daaruit voortvloeiende mogelijke beslissingen geboden of beter was geweest.

Vorderingen jegens [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4]

6.6.  Wat betreft de door [eiseres sub 1] c.s. gestelde persoonlijke aansprakelijkheid van bevelvoerder [gedaagde sub 3] en officier van dienst [gedaagde sub 4] geldt het volgende.

6.6.1.  Van een dergelijke aansprakelijkheid is - overeenkomstig de in het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 1991, NJ 1993, 165 (Staat - Van Hilten) neergelegde maatstaf - slechts dan sprake indien aan de schuld van de betrokken ambtenaar te wijten is dat (een orgaan van) de overheid zich onrechtmatig gedraagt. Dat wil zeggen dat van persoonlijke aansprakelijkheid van de ambtenaar slechts dan sprake is indien hem persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt ofwel hem ter zake van de onrechtmatige overheidsgedraging opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. Voor een toerekening aan de betrokken ambtenaar op de grond dat deze gedraging krachtens het in maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt, is volgens genoemd arrest geen plaats.

6.6.2.  De aan het adres van [gedaagde sub 3] gemaakte persoonlijk verwijten zien op a) het geven van ongeadresseerde en onbevestigde opdrachten aan ondergeschikten en b) diens beslissing om na 15 ? 20 minuten na de onderdompeling van [slachtoffer] te gaan dreggen in plaats van te duiken. De aan het adres van [gedaagde sub 4] gemaakte persoonlijke verwijten houden in a) dat hij ten onrechte de operationele leiding van de inzet heeft overgelaten aan [gedaagde sub 3] terwijl hij als hoogst leidinggevende eindverantwoordelijke was voor die actie, b) dat hij niet heeft toegezien op de uitvoering van de geplande duikinzet en c) geen verzoek heeft gedaan om duikbijstand van elders.

6.6.3.  Wat er verder ook zij van de stellingen van [eiseres sub 1] c.s., daaruit volgt niet dat het opzet van [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] gericht is geweest op het tekortschieten van de hulpverlening.

6.6.4.  De feiten geven evenmin voldoende steun voor een aanname dat [gedaagde sub 3] en/of de Jong zich daadwerkelijk bewust was/waren, onmiddellijk voorafgaande aan en/of bij hun door [eiseres sub 1] c.s. gelaakte gedragingen, van een roekeloos karakter van die gedragingen - in de zin dat die gedragingen enkel afbreuk deden dan wel konden doen aan het doel, te weten het uitvoeren van een reddingsactie.

6.6.5.  Aangezien [eiseres sub 1] c.s. geen andere feiten of omstandigheden hebben aangevoerd waaruit een schuld in meerbedoelde zin aan de zijde van [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] kan worden afgeleid, moet daarvan de slotsom zijn dat hun vorderingen voor zover die gericht zijn tegen [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] niet voor toewijzing vatbaar zijn.

(...)

6.7.4.  Wat betreft de inzet van de duikers / duikteam kan het volgende worden vastgesteld.

A. Vast staat dat de locatie van [slachtoffer] - waarvan op dat moment werd aangenomen dat hij al onder water was verdwenen - onbekend was en dat daardoor eerst werd gepoogd om via bevraging van de al aanwezige politieambtenaren, omstanders en de geredde [neef van het slachtoffer] en via het zoeken met licht, aanwijzingen te krijgen over die locatie alvorens de duikers feitelijk in te zetten. Ook van dat optreden valt de brandweer geen verwijt te maken.

B. Zolang [slachtoffer]s locatie niet bekend was althans daarover geen voldoende concrete aanwijzingen bestonden, kan de brandweer evenmin worden verweten dat de duikers niet werden ingezet door hen te water te laten gaan ofwel dat door de brandweer ter zake ?werd getreuzeld?. Een duikinzet - met verbruik van beperkt beschikbare zuurstof - zonder dergelijke concrete aanwijzingen op een plas met afmetingen en diepte als [A] moet immers als weinig zinvol worden gezien en zelfs schadelijk indien daardoor een daarop aansluitende meer concrete duikinzet wordt beperkt. In dat geval zou immers al in relevante mate zuurstof zijn verbruikt, terwijl daarnaast een communicatie met de duikers vanaf het moment van duikinzet in aanmerkelijke mate zou zijn beperkt tot enkel het kunnen geven van gestandaardiseerde signalen via de seinlijn.

C. In voldoende mate staat vast dat [slachtoffer] om omstreeks 01.14 uur door de duikleider ([duikleider C]) met het licht van zijn zoeklamp is ?gespot? in het water op een toen geschatte afstand van 150 tot 200 meter, waarmee eerst op dat moment bleek dat [slachtoffer] niet al onder water was verdwenen, zoals eerder was gemeld, doch nog aan de oppervlakte was. De aard van de reddingsactie voor de twee duikers verschoof daarmee op dat moment van duiken vanaf de walkant naar zwemmen op afstand, waarop zij ook direct hebben gereageerd door het zich ontdoen van hun duikuitrusting (zuurstoffles, duikmasker en loodgordel), waarna zij kort na elkaar om omstreeks 01.15 uur te water zijn gegaan.

D. Naar het oordeel van de rechtbank verwijten [eiseres sub 1] c.s. de brandweer ten onrechte dat de duikers bij die zwemactie aangelijnd bleven. In de in r.o. 2.7. bedoelde Leidraad is immers uit oogpunt van veiligheid vastgelegd dat duikers tijdens een duikinzet aangelijnd dienen te zijn. Dat de Leidraad niets inhoudt over het al dan niet aangelijnd zijn van duikers tijdens een zwemactie, maakt dan niet dat de brandweer een verwijt treft van een aangelijnd houden van haar duikers, ook al heeft dat hen tijdens hun zwemactie gehinderd. In de rapportage van het Nibra over het brandweeroptreden is dit aangelijnd blijven van de duikers weliswaar als ondoelmatig en als niet zinvol betiteld doch dit brengt volgens het Nibra niet mee dat ter zake vakonbekwaam is gehandeld. Die conclusie onderschrijft de rechtbank nu uit de Nibra-rapportage blijkt dat ten tijde van dit incident het zwemmend redden niet in het gestandaardiseerde en beoefende repertoire van brandweeracties was opgenomen.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #5 Gepost op: 18 september 2008, 16:03:13
VERVOLG

E. Onomstreden is dat de duikers zich tijdens hun zwemactie tot het uiterste hebben ingespannen om [slachtoffer] te bereiken. Nadat de eerste duiker ([duiker A]) op een afstand van tussen de 15 en 30 meter van [slachtoffer] was genaderd, bleek dat deze onder water verdween. Uit de stukken blijkt voorts dat de duikers vervolgens op de door hen geschatte locatie van onderdompeling met hun flippers tastend hebben rondgedobberd om zo [slachtoffer] nog te kunnen vinden. Nu vast staat dat zij door het drijvend vermogen van hun droogpak zonder loodgordel niet konden duiken, moet hun reactie op [slachtoffer]s onderdompeling als voldoende adequaat worden gezien.

F. Resumerend valt, anders [eiseres sub 1] c.s. betogen, de brandweer van de inzet van de duikers - en de wijze waarop - tot en met het moment onmiddellijk na [slachtoffer]s onderdompeling geen relevant verwijt te maken.

6.7.5.  Wat betreft de tewaterlating van de brandweerboot geldt het volgende.

A. Vast staat dat bevelvoerder [gedaagde sub 3] onmiddellijk na aankomst ter plaatse het bevel heeft gegeven de meegenomen boot te water te laten. Het tijdstip van die opdracht moet dan ook op 01.09 uur worden gesteld. Deze opdracht is echter ongespecificeerd en ongeadresseerd gegeven, zodat, in weerwil van de stelling van [gedaagde sub 3] dat de juiste mensen van zijn ploeg dan wel weten wat hen te doen staat, aan die opdracht geen onmiddellijk gevolg is gegeven. De chauffeur van de hulpverleningswagen ([chauffeur D]) die de kraan had te bedienen om de boot van de trailer in het water te zetten, heeft immers aan die opdracht geen gevolg gegeven doch is op vraag van ??n van de duikers en een politieagent de lichtmast van de hulpverleningswagen gaan opzetten. Daarnaast heeft de chauffeur van de waterongevallenwagen waaraan de boottrailer was gekoppeld ([chauffeur E]) evenmin gereageerd op die opdracht doordat deze duikleider [duikleider C] is gaan assisteren die de duikers begeleidde. [chauffeur E] heeft pas daarna aan [gedaagde sub 3] gevraagd wat hij diende te doen, zo blijkt uit zijn verklaring, zodat moet worden aangenomen dat hij [gedaagde sub 3]s initi?le opdracht niet heeft gehoord dan wel als niet voor hem bestemd heeft beschouwd. De betreffende teamleden hebben zich daardoor - zo moet worden geconcludeerd - in onvoldoende mate op hun bevelvoerende leidinggevende geori?nteerd en zijn tevens hun eigen weg gegaan - gezien deze opdracht ten onrechte. De slotsom van een en ander is dan ook dat de opdracht tot inzet van de boot gebrekkig is gegeven en in eerste instantie evenmin in voldoende mate op de uitvoering daarvan is gecontroleerd. [gedaagde sub 3] heeft met zijn ongeadresseerde opdracht dan ook niet gehandeld zoals van hem in zijn bevelvoerende functie mocht worden verwacht, terwijl ook de teamleden een verwijt treft. Bij een en ander past overigens wel de kanttekening dat vast staat de situatie na aankomst hectisch bleek en van de bevelvoerder werd verlangd dat hij onmiddellijk na aankomst 1) zijn ploeg aan het werk zet, 2) tegelijkertijd een verkenning uitvoert en/of informatie inwint en 3) een inzetplan maakt, wat volgens het Nibra als een welhaast onmogelijk opgave is gekarakteriseerd. Dit laat echter onverlet dat, indien een bevel wordt gegeven, dit voldoende concreet en geadresseerd moet zijn, wat niet het geval is gebleken, en voorts dat de teamleden zich rekenschap zouden hebben gegeven van wat hun bevelvoerende leidinggevende na aankomst van hen verlangde.

B. Voorts staat vast dat [gedaagde sub 3] na zijn constatering dat [chauffeur D] niet tot tewaterlating van de boot overging doch de lichtmast van de hulpverleningswagen had opgericht, zijn bevel specifiek aan hem heeft geadresseerd en daarna nogmaals heeft moeten herhalen, nadat [chauffeur D] in reactie op het in het water waarnemen van [slachtoffer] op eigen initiatief de lichtmast opnieuw had opgericht. Dat eigenmachtig optreden van [chauffeur D] moet worden gelaakt. Er is echter onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat dit onjuiste optreden afzonderlijke betekenis had voor de inzet van de boot nu uit de verklaringen van [chauffeur E] en [F] blijkt dat hun - voorbereidende - werkzaamheden met de waterongevallenwagen met boottrailer om de boot te water laten (het rijden naar het circa 220 meter verderop gelegen bruggetje en het losmaken van de spanbanden van de boot) juist waren voltooid op het moment dat [chauffeur D] de hulpverleningswagen met de voor de tewaterlating benodigde kraan achterwaarts achter de boottrailer positioneerde. De gevolgen van [chauffeur D]s optreden gaan dan ook op in de gevolgen van de onduidelijke opdrachtverstrekking als hiervoor in sub A. bedoeld.

C. Onomstreden is dat de waterongevallenwagen met boottrailer kort voor 01.15 uur op het bruggetje is gepositioneerd, nadat enige hindernissen zijn ontweken als een al op het pad naast [A] geplaatste ambulance en paaltjes. In voldoende mate staat vast dat het inti?le bevel tot tewaterlating om 01.09 uur is gegeven. Hoeveel tijd / minuten gemoeid was / waren met de verplaatsing van beide brandweervoertuigen van de eerste locatie naar het bruggetje is niet gesteld evenmin met voldoende zekerheid uit de stukken af te leiden. Er is, gelet op al het uitvoerige onderzoek door zowel de politie als het Nibra, geen aanleiding om aan te nemen dat daarover thans nog (meer) helderheid valt te verkrijgen, zodat de rechtbank de daarmee gemoeide tijd - in het voordeel van de brandweer - schat op twee, hooguit drie minuten. Daardoor moet worden aangenomen dat de onduidelijke bevelsverstrekking van initieel 01.09 uur heeft geresulteerd in een vertraging van die positionering van minimaal drie tot vier minuten. Bevestiging daarvoor kan overigens worden gevonden in onder meer de verklaring van [chauffeur D] die verklaart dat hij voor de verplaatsing naar het bruggetje de zoeklampen tweemaal heeft opgericht en dat hij naar zijn gevoel zo?n tien minuten op die eerste locatie met de hulpverleningswagen heeft gestaan en voorts in de verklaring van [F] die verklaart dat het zowel het opzetten als het naar beneden doen van de verlichting zo?n 1,5 tot 2 minuten duurt.

D. Buiten discussie is dat de tewaterlating van de boot is bemoeilijkt doordat de takelketting niet voorzien bleek van een takelhaak die past in het hijsoog van de kraan. [chauffeur E], [F] en [chauffeur D] hebben dat gemis opgelost door de takelketting dubbel te leggen, wat er echter weer in resulteerde dat - mede door het stuiten van de kraanarm op de leuning van de brug - de ketting op spanning bleef nadat de boot in het water was geplaatst. De ketting is daardoor slechts met hulp van een tang en een priem en met enige vertraging losgekomen. Inmiddels bleek [chauffeur E] de motor van de boot niet te kunnen starten omdat er te weinig spanning in de accu beschikbaar was. Uit de verklaringen van [gedaagde sub 3], [chauffeur E] en [chauffeur D] blijkt de motor pas wilde starten nadat via een startkabel een verbinding was gemaakt met de accu van de waterongevallenwagen. Uit de verklaringen van [gedaagde sub 3] en [chauffeur D] blijkt voorts dat al langer bekend was dat de motor moeilijk/slecht startte en dat men dat standaard oploste via zo?n startkabelconstructie in plaats van het (definitief) verhelpen van dat euvel. Voorts blijkt uit de verklaringen van [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [chauffeur E] dat (al) op 31 augustus 2002 (door andere leden van de brandweer) was geconstateerd dat de boot een lekkage had. Van een en ander kan niet anders dan de conclusie zijn dat de brandweer is uitgerukt naar een waterongeval met een boot waarvan men wist dat die technische mankementen vertoonde, die een spoedeisende tewaterlating en een daaruit volgende inzet op essenti?le wijze zouden (kunnen) hinderen. Die gebrekkige voorbereiding voor het hulpverlenend optreden van de brandweer moet ook worden worden betiteld als onder de maat.

E. Uit de verklaring van [F] blijkt dat het - na positionering van de voertuigen, zo begrijpt de rechtbank - ongeveer vijf minuten duurt om de boot te water te laten. Uit de verklaring van [chauffeur D] blijkt dat hij schat dat de tewaterlating tot en met het losmaken van de takelketting tussen 6 en 10 minuten heeft geduurd. Uit de uit de Nibra-rapportage opgenomen gedeelten van verklaringen van ambulanceverpleegkundige Drost en van getuige Hielkema blijkt voorts dat de boot ?enkele minuten? tot ?vijf ? acht minuten? na tewaterlating is blijven liggen alvorens werd weggevaren. Uit wat hierna in r.o. 6.7.6. sub B. wordt overwogen, blijkt dat [gedaagde sub 3] v??r 01.25 uur de duikers had bereikt. Gelet daarop en gezien de geschatte duur van het naar de duikers toevaren van zo?n halve minuut, wettigt een en ander de conclusie dat door het losmaken van de takelketting en het moeten starten van de motor met behulp van een startkabel het daadwerkelijk vaargereed zijn van de boot minimaal zo?n drie minuten langer heeft geduurd dan zonder de gebreken nodig zou zijn geweest.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #6 Gepost op: 18 september 2008, 16:03:45
VERVOLG

F. De conclusie uit het voorgaande is dat het handelen van de brandweer, als het gaat om het voldoende voorbereid zijn en het voldoende adequaat (kunnen) tewaterlaten/inzetten van de brandweerboot, de toets der kritiek niet kan doorstaan.

6.7.6.  Wat betreft het optreden van de brandweer nadat [slachtoffer] bleek te zijn ondergedompeld, geldt het volgende.

A. Zoals in r.o. 6.7.4. sub E. is overwogen, moet de reactie van de twee duikers op het ondergaan van [slachtoffer] door rond te dobberen en met hun zwemflippers rond te tasten als voldoende adequaat worden beschouwd. Door het op dat moment ontbreken van een duikuitrusting - en meer in het bijzonder de loodgordel - waren zij niet in staat om naar [slachtoffer] te duiken.

B. Uit de verklaringen van duiker [duiker A] blijkt dat hij schat dat hij ongeveer al twee minuten op de door hem vermoede onderwaterlocatie ronddobberde voordat collega [duiker B] was bijgezwommen. [duiker A] schat verder in dat het zo?n tien ? twaalf minuten duurde alvorens de boot met [gedaagde sub 3] en [chauffeur E] bij hen was. Samengenomen schat hij - zo blijkt uit zijn verklaring - dat [slachtoffer] al zo?n kwartier onder water was voordat de boot arriveerde, welk tijdstip hij daarmee - naar hij zelf stelt - ?gokt? op 01.34 uur. [duiker B] schat echter in dat hij - nadat hij bij [duiker A] was gezwommen - zo?n zeven minuten heeft rondgedobberd voordat de boot langszij kwam. Uit de verklaring van [gedaagde sub 3] blijkt dat, nadat hij met de boot langszij gekomen was, hem door (kennelijk alleen) [duiker A] is gezegd dat zij na [slachtoffer] onderdompeling ongeveer een kwartier aan het zoeken zijn geweest. Die informatie van [duiker A] en diens schatting van de verstreken tijd stemt niet overeen met wat [duiker B] daarover heeft verklaard. Dat de informatie van [duiker A] een juiste schatting zou zijn, kan te minder worden aangenomen nu vast staat dat de eerste ambulance met daarin de geredde [neef van het slachtoffer] om 01.25 uur van de ongevalplaats naar het ziekenhuis is vertrokken. Uit de verklaringen van de chauffeur van de tweede ambulance ([chaufeur G]) en de verpleegkundige van de tweede ambulance ([verpleegkundige H]) blijkt dat zij, voordat de eerste ambulance vertrok, al uit het tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] via de portofoon gevoerd overleg hadden begrepen dat [slachtoffer] onder water was gegaan. Dat overleg tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] is pas gevoerd nadat [gedaagde sub 3] zich op de vermoede onderwaterlocatie van [slachtoffer] door de duikers heeft laten informeren, waarna [gedaagde sub 3] [gedaagde sub 4] op de hoogte heeft gesteld van [slachtoffer]s onderdompeling.

C. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 3] de juistheid van de door aan hem v??r 01.25 uur meegedeelde onderwatertijd van een kwartier heeft geverifieerd bij (bijvoorbeeld) de duikleider en/of de officier van dienst door na te vragen hoelang de duikers al te water waren. Indien [gedaagde sub 3] daartoe was overgegaan, had het hem duidelijk kunnen worden dat de duikers in totaal hoogstens tien minuten te water waren, zodat de aan hem meegedeelde onderwatertijd van een kwartier met zo?n zes tot negen minuten te hoog was ingeschat. Ook indien bij mededuiker [duiker B] was geverifieerd, had [gedaagde sub 3] kunnen vaststellen dat de schatting van [duiker A] te hoog was. Van [gedaagde sub 3] mocht verwacht worden dat hij tot zo?n verificatie was overgegaan, nu de Leidraad uitgaat van een duur van een reddingsactie waarbij duikers daadwerkelijk worden ingezet van maximaal ??n uur, zodat er groot belang was om het tijdstip van onderdompeling zo precies mogelijk vast te stellen. Het nalaten van deze verificatie door [gedaagde sub 3] - en in het verlengde daarvan het ontbreken van iedere controle daarop door officier van dienst [gedaagde sub 4] - betekent dan dat de brandweer minder heeft gedaan dan wat van haar mocht worden verlangd.

D. Uit meerdere verklaringen blijkt dat [gedaagde sub 3] en [chauffeur E] na hun gesprek met de duikers op de vermoede onderwaterlocatie zo?n vijf minuten hebben rondgevaren. [gedaagde sub 3] heeft daarover verklaard dat op die manier naar [slachtoffer] is gezocht. Die actie is echter niet te begrijpen tegen de achtergrond van de tevens genomen beslissing om duikers [duiker A] en [duiker B] alsnog te laten duiken, waarvoor de duikuitrusting nodig was. Uit de verklaring van [gedaagde sub 4] blijkt ook dat [gedaagde sub 3] met hem de duikinzet heeft besproken, dat [gedaagde sub 3] de duikuitrusting van [duiker A] en [duiker B] van de kant zou komen ophalen en dat reserveduiker [chauffeur D] zich gereed moest maken, maar niet dat [gedaagde sub 3] eerst nog rondvarend zou zoeken. Daardoor is onvoldoende adequaat gehandeld om alsnog tot een duikinzet te komen.

E. Tegen de achtergrond van de genomen beslissing om alsnog te duiken is evenmin te begrijpen dat [gedaagde sub 3] en/of [chauffeur E] niet onmiddellijk een (ge?mproviseerd) anker met een (ge?mproviseerde) boei op de vermoede onderwaterlocatie hebben gelegd. Deze boei kon immers dienen als niet alleen markering van die locatie maar ook als uitgangspunt voor de duikinzet. Het nut en de noodzaak van het leggen van de markering is immers gegeven nu dat later wel is gebeurd doch eerst nadat eerst vijf minuten is rondgevaren en heen en weer naar de walkant is gevaren.

F. Vast staat dat [gedaagde sub 3], nadat hij eerst vijf minuten had rondgevaren, naar de walkant is gevaren om de duikuitrusting van [duiker A] en [duiker B] op te halen en via het bruggetje om - de om onduidelijke redenen via de portofoon onbereikbare - [chauffeur D] te zeggen dat (ook) hij zich duikgereed moest maken, naar de duikers is teruggekeerd. Bij hen teruggekeerd is door [gedaagde sub 3] de beslissing genomen om alsnog van duiken af te zien. In de Nibra-rapportage wordt die beslissing om meerdere redenen gelaakt. Daarbij sluit de rechtbank zich aan.

Daarvoor geldt allereerst dat de in de Leidraad voor reddingsacties tot uitgangspunt genomen eerste uur na onderdompeling onvoldoende in het oog is gehouden. Daarenboven was [slachtoffer] feitelijk op het moment van die beslissing niet al zo?n 20 minuten onder water, waarvan [gedaagde sub 3] zoals overwogen ten onrechte uitging, doch zo?n 12 tot 15 minuten. Bij redding na zo?n onderwaterduur is er, zo blijkt - in ieder geval - uit de antwoorden van dr. Bierens geen denkbeeldige kans op een succesvolle reanimatie.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #7 Gepost op: 18 september 2008, 16:03:58
VERVOLG

Voorts had daarbij van [gedaagde sub 3] mogen worden verwacht dat hij zo?n - voorgenomen - beslissing niet slechts met de duikers doch ook expliciet met de ter plaatse aanwezige officier van dienst had besproken. De beslissing om alsnog van duiken af te zien en om te gaan dreggen, gecombineerd met niet duikparaat maken/houden van de duikers, hield immers in feite in dat het accent van de actie verschoof van redden naar bergen. Het zoeken met een dreg wordt weliswaar in de Leidraad geduid als een zoekmethode doch uit zowel de Leidraad als de Nibra-rapportage blijkt duidelijk dat deze zoekmethode in de eerste plaats wordt ingezet bij zoek- en bergingsacties. Indien de brandweer [slachtoffer] op dat moment nog had willen redden, zoals zij nu betoogt, had zij, zoals ook in de Nibra-rapportage naar voren komt, een duikteam paraat moeten houden, wat niet het geval is geweest.

De voor de beslissing om niet meer te duiken gegeven rechtvaardiging kan de rechtbank niet overtuigen. Er bestond weliswaar (enige) onzekerheid over de precieze locatie van onderdompeling doch dat had - (ook) volgens het Nibra - geenszins in de weg hoeven te staan voor een duikactie die volgens de Leidraad in beginsel aangewezen was. Die onzekerheid over de locatie is daarbij nog eens in de hand gewerkt door het uitblijven van een onverwijlde markering als hierboven is overwogen.

G. Zoals overwogen had van [gedaagde sub 3] verwacht mogen worden dat hij zijn - voorgenomen - beslissing om alsnog van duiken af te zien met officier van dienst [gedaagde sub 4] had besproken. [gedaagde sub 3] verklaart weliswaar dat die beslissing is genomen in overleg met [gedaagde sub 4] doch in diens verklaring is daarvoor geen bevestiging te vinden. Uit zijn verklaring blijkt dat hij enige tijd nadat [gedaagde sub 3] de duikuitrusting van de walkant had opgehaald en nadat [chauffeur D] de opdracht was gegeven om zich duikgereed te maken, met de politie heeft gesproken over het ombouwen van de reddingsactie tot een zoekactie. Van een overleg aan de walkant tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], waarover [gedaagde sub 3] verklaart, blijkt niet. Wat [gedaagde sub 3] verklaart over dat overleg met [gedaagde sub 4] wijst ook op een overleg wat pas vele minuten later is gevoerd na de beslissing en de effectuering daarvan. Nadat [gedaagde sub 3] de duikuitrusting had opgehaald en hij bij de duikers is teruggekeerd, heeft hij die beslissing genomen. Uit zijn verklaring blijkt dat de duikers vervolgens aan boord van de boot zijn getrokken, dat zij rond de toen aangebrachte markering zijn gaan varen en zoeken, dat zij meer licht wilden hebben en dat zij daarop uit de bij de brug geplaatste voertuigen meer lichtmateriaal zijn gaan ophalen. Bij dat ophalen nabij de brug is tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] over het besluit om te gaan dreggen gesproken, zo blijkt uit [gedaagde sub 3]s verklaring. Uit de verklaring van [gedaagde sub 4] volgt echter dat hij pas tussen 02.30 en 03.00 uur naar de brug is gegaan. Voorts blijkt uit het berichtenverkeer met de regionale alarmcentrale/centrale post ambulancevervoer van enerzijds een ambulanceverpleegkundige van 02.06 uur en anderzijds [gedaagde sub 4] van 02.17 uur dat de hulpverleners op de walkant op dat moment in de veronderstelling waren dat werd gezocht met zowel een dreg als een duiker. Daaruit volgt dat tussen de ter plaatse zijnde leidinggevenden van de brandweer op essenti?le momenten over essenti?le vervolgmaatregelen onvoldoende en ontijdig is gecommuniceerd, wat insluit dat [gedaagde sub 4] in onvoldoende mate de uit zijn eindverantwoordelijkheid voor de actie van de brandweer voortvloeiende toezicht- en controletaken is nagekomen. Van [gedaagde sub 4] had, gezien het belang van het duiken tijdens het eerste uur van een onderdompeling, immers verwacht mogen worden dat hij zich van tijd tot tijd op de hoogte had gesteld van (het verloop van) de duikinzet en had bezien of de inzet van andere/meer duikers, al dan niet ter vervanging van [duiker A] en [duiker B] die - wat hem betrof - beiden al vanaf 01.15 uur te water waren, geboden was.

H. Al met al moet de conclusie zijn dat de brandweer, door de vermoedelijke locatie van onderdompeling niet direct te markeren en niet (direct) tot duiken over te gaan, onvoldoende heeft gehandeld zoals van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.

(...)

6.14.  Wat betreft de omvang van de schade geldt dat het de rechtbank geraden voorkomt dat partijen tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen eerst de gelegenheid willen krijgen en benutten om een minnelijke regeling ter zake te treffen. De zaak zal dan ook voor uitlating daaromtrent door beide partijen naar de rol worden verwezen.

Indien en voor zover partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt - al dan niet op onderdelen van de schade - geldt voorts dat de rechtbank behoefte heeft aan een nadere uitwerking en onderbouwing van de stellingen van partijen omtrent de schade, in het bijzonder omtrent de gevorderde (immateri?le) shock- en affectieschade, zulks afgezet tegen de meest recente stand van de jurisprudentie (zie onder meer HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240, HR 20 december 2005, NJ 2006, 38 en HR 3 juli 2007, NJ 2007, 413).

6.15.  De rechtbank zal tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.

6.16.  Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.  De beslissing
De rechtbank

7.1.  bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 oktober 2008 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld in r.o. 6.14.,

7.2.  bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,

7.3.  houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, mr. W.F. Boele en mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2008.


RuudF

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 576
Reactie #8 Gepost op: 18 september 2008, 16:07:37
Genade wat een lap tekst, dat duurt ff voordat ik inhoudelijk kan reageren hierop......


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #9 Gepost op: 18 september 2008, 16:12:34
Genade wat een lap tekst, dat duurt ff voordat ik inhoudelijk kan reageren hierop......

Als je wilt reageren zou je willen aanbevelen om de oorspronkelijke tekst van www.rechtspraak.nl te gebruiken... Niet alles heb ik hier neergezet...  ;)