Blog: belevenissen van een agent - Politie.nl

Auteur Topic: Blog: belevenissen van een agent - Politie.nl  (gelezen 179317 keer)

0 gebruikers (en 2 gasten bekijken dit topic.

Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #120 Gepost op: 4 november 2014, 18:07:34
Blog: Kale kop of blote kont?


Datum publicatie: 16-10-2014 Geschreven door: Hugo Roossink

'Collega’s hebben net een brandstofdief aangehouden. Een tweede verdachte is weggevlucht en na een flinke zoektocht nog niet gevonden. Ook ik ben opgeroepen en ga met mijn diensthond Breston op zoek in de omgeving. Het enige dat ik weet van deze verdachte is dat hij een lang, mager persoon is en een kaal hoofd heeft.

Na enige tijd zoeken - ik wil het net opgeven - maakt Breston zich opeens groot en ruikt duidelijk een menselijke geur. Hij loopt in de richting van een snackbar. Ik hoor vervolgens geluiden, alsof er wordt ingebroken aan de achterzijde van de snackbar. Het is er erg donker, de maan is achter wolken verdwenen. Door de struiken denk ik een kale kop te zien. Is dit de brandstofdief? Het zal toch niet zo zijn dat hij niet is weggevlucht, maar nu aan het inbreken is bij de snackbar? Omdat het ijzig stil is in het dorp, kan ik mijn collega’s op de meldkamer mijn bevindingen niet doorgeven via de portofoon. Dat zou ook de verdachte alarmeren.

Via de dichte struiken kan ik met geen mogelijkheid bij hem komen. Breston blijft gelukkig heel rustig. Hij spitst voortdurend zijn oren in de richting van de verdachte, maar ook hij kan hem niet zien door de dikke struiken. Ik zoek een manier om dichterbij te komen.

Langzaam loop ik met Breston om de struiken heen en kom uit op de oprit achter de snackbar. Nog steeds zie ik de man niet, maar het is tijd om in actie te komen. Ik doe een stap opzij, zet de verdachte met mijn zaklamp volledig in het licht en roep: ‘Politie! Staan blijven of de hond wordt ingezet!’ Ik heb nu vol zicht op hem en ben even met stomheid geslagen. Ik zie een man met lang sluik haar naast de afvalcontainer van de snackbar staan. Hij is poedelnaakt en heeft alleen maar schoenen aan.

De man schrikt, maar bedenkt zich geen moment. Hij pakt de emmer op die naast de container staat en springt over een hekje de openbare weg op. Hij zet het op een lopen. Samen met Breston spring ik ook over het hekje en roep de man tijdens het sprinten aan: ‘Politie, staan blijven of ik stuur de hond!’ De man kijkt om, maar maakt geen aanstalten om te stoppen. Ik stel Breston op de verdachte en als ik hem laat gaan, nadert hij de man snel. Door het lopen zwaait de emmer, die de man nog altijd vasthoudt, heen en weer. Er vallen etensresten uit, die vermoedelijk uit de afvalcontainer komen. Ik realiseer me dat de man waarschijnlijk helemaal niet aan het inbreken was, maar afval uit de container haalde. Daar wil ik Breston niet voor inzetten, dus ik roep: ‘Niet bijten!’ Breston luistert en houdt zich in.

Inmiddels kan ik de rennende naakte man bijna aanraken, maar nog altijd geeft hij zijn vlucht niet op. Hij sprint een oprit op. Ik kan net met mijn voet zijn onderbeen raken, waardoor hij zijn evenwicht verliest en op de grond valt. Ik pak hem direct vast en zet mijn knie tegen zijn nek. Met mijn rechterhand pak ik zijn onderarmen en met mijn andere hand houd ik Breston op afstand. De man werkt absoluut niet mee. Hij verzet zich en ik heb weinig grip op zijn naakte lichaam, vooral omdat ik ondertussen ook een erg enthousiaste Breston vasthoud.

Wanneer ik Breston redelijk rustig heb gekregen, heb ik het idee dat de man zijn verzet heeft opgegeven. Ik laat even zijn handen los, zodat ik de meldkamer op de hoogte kan stellen. De man ligt op zijn zij en ik heb alleen mijn knie nog in zijn nek. Terwijl ik met een collega van de meldkamer praat, zie ik vanuit mijn ooghoek een vuist in de richting van mijn gezicht komen. Ik kan deze nog maar net ontwijken. Ik pak hem weer stevig vast en eindelijk geeft hij zijn verzet op. Zo wachten we tot de collega’s, die door de meldkamer worden gestuurd, hem van me overnemen. Terwijl de verdachte naar het politiebureau wordt gebracht, zet ik Breston weer in de auto.

Van collega’s hoor ik later dat de man in de wijk bekend staat als ‘een rare snuiter’. Hij doet dus wel vaker vreemde dingen. Hij bleek inderdaad niet ingebroken te hebben. De geluiden die ik hoorde waren van het openen en sluiten van de containerdeksel waar de man ‘alleen maar’ etensresten uit haalde. In zijn blootje. De man is uiteindelijk aangehouden voor schending van de openbare eerbaarheid. Hulpverlening is voor hem opgestart.

Als ik collega’s op het politiebureau vertel over de actie bij de snackbar, wordt hard gelachen om mijn vergissing. De aangehouden man was namelijk helemaal niet kaal. Dus ik had door de struiken geen kale kop gezien…..maar zijn blote kont!

Citaat
Over de blogger

(foto: politie.nl)
Hugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik blogs. Dus de verhalen van de straat.'

Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #121 Gepost op: 4 november 2014, 18:09:27
Blog: Drenkeling


Datum publicatie: 23-10-2014 Geschreven door: Arthur van der Vlies

'Het is een mooie herfstdag. Ik rijd met mijn collega door de wijk, surveillerend en genietend van de warmte van de zon. Dan komt er een melding binnen over een drenkeling in een van de grote binnenvaartwegen in ons district. Direct gaan we die kant op, met toeters en bellen (sirene en zwaailicht) spoeden we ons door het verkeer.

Bij de plek aangekomen, zie ik een aantal mensen op de kade. Druk zwaaiend en wijzend in de richting van de plek waar een man in het water ligt. Van hen horen we dat hij in het water is gesprongen en naar het midden van de rivier is gezwommen. Daar komt hij zo af en toe boven water, zwemt dan een stukje, waarna hij weer onder water verdwijnt. Het water is koud. We waarschuwen het duikteam van de brandweer, maar het kan nog even duren voor ze er zijn. Ze moeten van ver komen.

Voor zover ik kan beoordelen, kan de drenkeling prima zwemmen. Omdat hij steeds boven water komt en zich dan weer onder water laat zakken, heb ik het vermoeden dat hij een bewuste poging doet om zichzelf te verdrinken. Hij reageert niet op ons roepen en is duidelijk niet van plan om uit zichzelf naar de kant te komen. Mijn collega en ik willen niet blijven toekijken hoe de man misschien voorgoed onder water verdwijnt en gaan op zoek naar een manier om hem aan de kant te krijgen. Even verderop zien we twee zeiljachten en op een van deze jachten hangt een klein rubberen bootje. Met een buitenboordmotor! Dat ziet er goed uit!

Aan een eveneens toegesnelde collega geven we onze vuurwapens af en trekken snel een reddingsvest aan. Ik kijk achterom en zie de man nog steeds bovenkomen. Mijn collega en ik klimmen op het jacht en laten het bootje in het water zakken. Ondanks dat we heel voorzichtig instappen, gutst er direct water over de rand. Het bootje blijkt iets minder hard te zijn opgeblazen dan we dachten. Ik probeer de motor te starten, maar krijg er geen beweging in. Geen benzine. Ik kijk mijn collega aan, die zijn schouders ophaalt. Dan maar roeien, er zit niks anders op. Door de stroming is dat best nog een klus, maar langzaam komen we dichter bij de drenkeling, die nog steeds af en toe even boven water komt.

Hoe dichter we bij hem komen, hoe meer blijkt dat de man niet gered wil worden. Als we vlakbij hem zijn, begint de man te schelden en roept dat we weg moeten gaan. Het is lastig iemand te redden die niet gered wil worden. Maar we laten ons niet afschepen. Als de man opnieuw met zijn hoofd boven water uit steekt, pakken mijn collega en ik hem vast. Maar we hebben onvoldoende grip op hem. Hij zet zich af tegen het lekke bootje en verdwijnt weer onder water.

Als de man even later weer boven water komt om naar lucht te happen, weet mijn collega aan één van zijn handen een handboei te bevestigen. Het lukt mij om hem, met een haak die ik in het bootje vind, aan zijn broek vast te pakken. We hebben hem nu stevig vast en zijn niet van plan hem nog los te laten!

Maar nu moeten we nog aan de kant zien te komen met het wiebelige lekke bootje. Voorzichtig manouevreer ik naar mijn collega. Mijn bewegingen leveren opnieuw een plons water in het bootje op. Ook ik pak de hand van de man met de handboei en, hem met ons meetrekkend, peddelen we voorzichtig naar de kant waar we worden opgewacht door collega’s, brandweer en ambulance.

De man wordt door brandweerpersoneel uit het water gehaald. Het personeel van de ambulance verpakt hem in een warme deken en vervoert hem naar het ziekenhuis. Wij worden door collega’s uit het gammele bootje gehesen en veilig op de kant gezet.

Als we het bootje terugbrengen, komt er opeens een man naar ons toe. Het blijkt de eigenaar van het bootje te zijn, want hij vraagt: ‘Wat doen jullie met mijn boot?’ We leggen de man uit dat we zijn bootje hebben gebruikt voor de redding van een drenkeling. Hij reageert door te zeggen dat we zijn bootje daarvoor altijd mogen gebruiken. Hij kijkt naar onze natte kleding en zegt lachend dat we zijn bootje sowieso altijd wel mogen gebruiken. Met een knipoog grap ik dat het dan toch handiger is dat het bootje de volgende keer goed opgeblazen is. En dat er benzine in de motor zit!

De man neemt het bootje van ons over. We bedanken hem en stappen in de auto. Eerst maar omkleden voor we verder gaan. We zijn behoorlijk nat, maar trots dat onze missie is geslaagd. De man is gered. En al wilde hij niet gered worden, hij zal ons daar misschien later dankbaar voor zijn. Hulpverlening wordt voor hem opgestart.

Citaat
Over de blogger


Arthur van der Vlies
(foto: politie.nl)

Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden.
Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk'.
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #122 Gepost op: 4 november 2014, 18:13:01
Blog: Vechten voor je kind


Datum publicatie: 30-10-2014 Geschreven door: Dirk-Jan Grootenboer

We krijgen de melding om naar een portiekwoning in de buurt te gaan. ‘Het betreft een reanimatie kind, u heeft toestemming voor het gebruik van optische en geluidsignalen’, geeft de centralist van de meldkamer door.

Binnen een paar minuten zijn we ter plaatse, elke seconde telt. We horen dat een tweede politieauto mee gaat. Mijn collega geeft tijdens de spoedrit aan dat hij niet eerder een reanimatie heeft meegemaakt. Ik zeg dat ik zal reanimeren en dat hij zich kan bekommeren om de familie. Voor mij is dit niet de eerste keer.

In de straat aangekomen zien we de deur van de portiekflat al open staan en op de trappen staan meerdere personen. We stappen uit en rennen naar de woning. We moeten naar de bovenste verdieping. We hoeven niet te zoeken, we kunnen op het gegil en geschreeuw af gaan. In de woning staan drie jammerende vrouwen. Ze wijzen ons naar de eettafel en daar zie ik het kindje liggen. Een baby van een paar maanden oud. Het draagt enkel een luier en ligt stil op de tafel. Van de telefoniste moesten ze het kindje daar neerleggen. Zelf zijn ze te geëmotioneerd om te handelen.

Mijn collega neemt beheerst het gesprek met moeder over van de telefoniste van de meldkamer. Ik loop naar de tafel en begin met reanimeren. Ik doe mijn handen om het middeltje van de baby en geef met mijn duimen hartmassage. De baby voelt nog warm aan. De minuten voelen aan als uren. Dat moet de moeder ook zo voelen.

Andere collega’s die gereageerd hebben op de melding, vragen of ze ook nodig zijn in de woning. Mijn collega kijkt me vragend aan en ik schud nee. Er is wel emotie, maar geen geweld en wij zijn niet in gevaar. En hoe drukker het in de kamer is, hoe lastiger het is om alles rustig te houden.

Een ambulance is gearriveerd en broeders komen de kamer in. We staan nu met 4 man om de baby heen. ‘Ga zo door, je doet het goed’, zegt een van de ambulancebroeders. Ze schuiven een plankje onder de baby en maken slangetjes vast aan het kindje. Kort daarna gaan we met de baby naar beneden, onder het lopen reanimeer ik gewoon door. Collega’s hebben in het portiek ruimte gemaakt en beneden staan twee ambulances voor de deur.

Ook een arts van de traumaheli is ter plaatse gekomen. Er wordt echter besloten dat het beter is het kindje via de weg naar het ziekenhuis te brengen. In de ambulance neemt de arts de reanimatie van mij over. Ik stap uit en de deuren gaan dicht. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Via de portofoon brengen we collega’s in stelling om te zorgen dat de baby zo snel mogelijk in het ziekenhuis komt. Ik zie echter uit mijn ooghoek de trauma-arts uit de ambulance stappen en naar het portiek lopen. Zonder overleg met ons brengt hij het slechtste nieuws wat een moeder kan krijgen. De baby heeft het niet gered.

De moeder van het kindje stormt plotseling naar de ambulance. En met haar nog vijf andere familieleden. We kunnen niets anders doen dan ze tegenhouden, want in deze staat kunnen ze niet bij de baby. Ook voor de veiligheid van de ambulancebroeders is dat niet verstandig.

De emoties lopen hoog op en collega’s krijgen klappen. Met alle macht houden we de moeder in bedwang. Met vier agenten lukt dat. Ze zakt op een gegeven moment door haar benen en is ontroostbaar. Begrijpelijk. De emoties van de moeder raken ons harder dan haar klappen.

Na dit soort incidenten nemen we altijd de tijd om met collega’s van het Team Collegiale Ondersteuning (team dat politiemensen direct na heftige incidenten opvangt red.) het incident na te spreken. De ambulancebroeders zijn daarbij ook aanwezig. De trauma-arts is letterlijk en figuurlijk al gevlogen, naar een ander heftig incident.

Normaal gesproken doen we aangifte van geweld tegen ons hulpverleners. We zien er ditmaal vanaf. Het voelt ongepast. De familie heeft het al zwaar genoeg.

Citaat
Over de blogger


Dirk-Jan Grootenboer
(foto: politie.nl)

Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam.
Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.

zie ook: http://www.hulpverleningsforum.nl/index.php?topic=79748.0
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #123 Gepost op: 12 november 2014, 17:02:22
Aasgier

door Piet Kats

maandag 23 juni 2014

Als iemand komt te overlijden en de doodsoorzaak is onduidelijk of zou een misdrijf kunnen zijn, worden wij als politie er altijd bijgeroepen. Dit gebeurt meestal als de huisarts geen verklaring van overlijden wil afgeven, omdat hij vermoedt dat er opzet in het spel is of dat er sporen zijn die zouden kunnen duiden op een misdrijf. In eerste instantie zullen dan politieagenten in uniform verschijnen, die het verhaal aanhoren. In overleg met de chef van dienst wordt dan een politiearts ter plaatse gevraagd, die een zogenaamde ‘schouw’ verricht. Als deze twijfelt of de persoon op een natuurlijke wijze is overleden, wordt het lichaam in beslag genomen. Hierna komt de recherche ter plaatse die de zaak overneemt. Deze kan dan de collega’s van de Forensische opsporing, de collega’s in de witte pakken, bestellen die alle sporen vastleggen. Dit hele circus is niet leuk voor de familie, als achteraf blijkt dat er helemaal geen opzet in het spel is. Maar we komen ook wel eens als politie ter plaatse, terwijl de familie onze aanwezigheid helemaal niet op prijs stelt.

Johan en ik krijgen omstreeks 21:00 uur een melding van een man die zijn vriendin dood in de woning heeft aangetroffen. Het blijkt een prachtig landhuis te zijn, waar zij alleen woont. Haar man is al jaren geleden overleden en ze hadden geen kinderen. Het enige contact wat ze heeft is met de betreffende man, ik noem hem Hendrik.
Hendrik heeft een sleutel van de woning. Bij binnenkomst treft hij zijn vriendin, niet aanspreekbaar, op de grond aan en belt 112. Op verzoek van de collega’s van de ambulance rijden wij mee, maar al gauw blijkt dat ze al enige tijd geleden overleden is. De collega’s van de ambulance vertrekken en wij nemen de zaak over. We verzoeken de chef van dienst, Boudewijn, ter plaatse en verzoeken de politiearts ter plaatse. In de tussentijd horen we het verhaal van Hendrik aan. Hendrik is het enige contact wat de vrouw had, omdat ze na het overlijden van haar man, het contact met haar familie verbroken heeft. Hendrik vertelt dat de vrouw hen wantrouwde, omdat ze op haar geld uit waren. Hendrik is bevriend met haar geraakt en onderhoudt het landgoed, zorgt voor de boodschappen en de administratie.
Als we aan Hendrik vragen waar belangrijke papieren van mevrouw liggen, zoals haar legitimatiebewijs, wijst hij ons op een kast. We vinden inderdaad het legitimatiebewijs, een trouwboekje, maar ook een map met bankafschriften. Even duizelen mijn ogen als ik zie wat een astronomisch saldo er op de rekeningen van de bank staat.
De politiearts komt ter plaatse en constateert een natuurlijke dood. In afwachting van een uitvaartverzorger tillen we de vrouw op en leggen haar op bed neer.

We moeten dus op zoek naar directe familie die er voor gaat zorgen dat er een uitvaartverzorger wordt gebeld, maar gezien het verhaal van Hendrik lijkt dit ons geen goed idee. Echter gaat de bel van de voordeur en meldt zich een man, Frits, die zegt de neef te zijn van de vrouw. We laten hem binnen en vragen om zijn legitimatiebewijs. Hij blijkt inderdaad een neef te zijn. We hebben geen idee hoe Frits aan de informatie komt dat zijn tante is overleden. Frits vertelt dat hij een ´zeer goede neef´ van zijn tante is, goed contact met haar had en alles zal gaan regelen. Hij vraagt waar zijn tante is en wil even bij haar kijken. Als ik Frits observeer tijdens het kijken naar zijn tante bespeur ik weinig emotie. Ik merk meer dat hij gehaast is. Hij vertelt ons dat wij in ieder geval weg kunnen gaan. Ook Hendrik mag weggaan, maar aan het gezicht van Hendrik valt af te lezen dat dit hem helemaal niet bevalt. Ons valt al gelijk de koele houding tussen Frits en Hendrik op.

Gezien de informatie die we van Hendrik gehoord hebben, en het feit dat er veel geld mee gemoeid is en dat Frits geen directe familie is, bekruipt ons het gevoel dat Frits eerst zijn eigen ´zaakjes´ gaat regelen. Denkbeeldig zie ik een aasgier in de lucht zweven, genaamd Frits, die toeslaat als wij allemaal weg zijn. Er is namelijk heel veel te halen in dit huis en wat is er mooier voor Frits dan aankomende nacht te shoppen in het huis van zijn ‘goede’ tante. Boudewijn en Johan hebben dezelfde gedachten. Als we Hendrik even apart nemen bevestigt deze dat Frits helemaal geen goed contact had met zijn tante en bang is dat hij spullen gaat stelen. We besluiten het huis te verzegelen en in handen te geven van een notaris, die speciaal voor de politie in dit soort situaties de zaken regelt.

We stellen Frits in kennis dat wij de zaak bevriezen tot duidelijk wordt wie de rechthebbende is van de erfenis van zijn tante. Frits toont zijn ware aard. Hij wordt boos en begint lelijk te doen. Na hem nogmaals duidelijk gemaakt te hebben dat we bij ons standpunt blijven en hij zich morgen mag melden, verlaat hij kwaad het huis, zonder zich nog te bekommeren om zijn ‘goede’ tante die nog op bed ligt. Op advies van Hendrik bestellen we een plaatselijke uitvaartverzorger, die mevrouw ophaalt.

Als we de woning willen afsluiten vragen we aan Hendrik of wij de sleutel van hem krijgen om deze aan de notaris te geven. Nou heb ik bij binnenkomst van de woning een sleutelbos zien hangen aan een hanger naast de deur. Deze is echter weg en ik vraag aan Hendrik of hij de sleutelbos in zijn bezit heeft. Hendrik ontkent dat hij deze sleutels heeft en bevestigt dat daar inderdaad altijd de sleutelbos met alle sleutels van het huis en de garage hangen. Ik geloof Hendrik, want hij heeft sowieso een sleutel in zijn bezit en geen reden te hebben om de sleutelbos in zijn zak te steken.

Even staan we elkaar aan te kijken en hebben we weer hetzelfde gevoel. Uiteraard kunnen we het niet hard maken, maar het zal ons niets verbazen als Frits snel kans gezien heeft om de sleutelbos in zijn zak te stoppen. We bestellen een slotenmaker en laten overal nieuwe cilinders inzetten. Bij deuren waar de cilinder niet vervangen kan worden, schroeft de slotenmaker met grote schroeven de hele deur dicht. Bij de garagedeur kan het slot ook niet worden vervangen, maar ook niet worden dichtgeschroefd. De oplossing? We zetten de deur met de sleepkabel vast aan de peperdure BMW. De rekeningen van mevrouw werden door ons geblokkeerd en in opdracht van Boudewijn werd het huis die nacht scherp in de gaten gehouden door de collega’s.

Later hoor ik van Hendrik dat Frits de dag erop zich al vroeg bij de notaris gemeld heeft. Er blijkt geen testament te zijn, dus alle bezittingen van tante zijn voor de familie. Het ‘aanspreekpunt’ is Frits. Zelfs het tuingereedschap van Hendrik krijgt deze, ondanks zijn verzoek, niet terug omdat hij, volgens Frits, niet kan bewijzen dat het van hem is.

Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #124 Gepost op: 12 november 2014, 17:05:12
Pinkeltje

door Piet Kats

maandag 30 juni 2014

Een achtervolging is altijd spannend, we willen tenslotte een verdachte niet kwijtraken. Maar politieagenten moeten bij een achtervolging altijd de afweging maken of het wel verstandig is om bijvoorbeeld een knul zonder helm met hoge snelheid te achtervolgen. Zonder helm rijden is een overtreding, maar kan desastreuze gevolgen hebben als de knul ten val komt en ernstig letsel oploopt. Het kan dan in de ogen van de burger lijken dat de politie watjes zijn, omdat ze de achtervolging staken. Anders is als dezelfde knul net een bank heeft overvallen met een vuurwapen. Maar dan nog kunnen we niet alles op alles zetten om deze verdachte te pakken, als we het overige verkeer zelf in gevaar brengen. En door schade en schande wordt je wijs.

Ik hoor dat we een nieuwe ploegmaat krijgen. Hij heet Robert en komt bij defensie vandaan. Hij schijnt behoorlijk breed en groot te zijn.
De eerste kennismaking leert dat Robert inderdaad heel groot en sterk is. Nadat hij mij een hand heeft gegeven, moet ik eerst kijken of mijn hand nog aan mijn arm vastzit.
Robert blijkt een gezellige Brabander te zijn met een grote dosis humor en met heel veel levenservaring. Hij is van defensie afkomstig en heeft bij de elitetroepen van de krijgsmacht gezeten. Maar de vele uitzendingen is hij zat en door een overeenkomst met defensie kan hij na een verkorte opleiding bij de politie instromen. Wel moet hij bepaalde dingen afleren, onder andere dat we bij de politie een deur openen door eerst aan te bellen of te kloppen en uiteindelijk, als laatste middel, een deur opentrappen of rammen. Robert vertelt dat hij gewend is om de deuren gelijk op te blazen met springstof en dat dit toch wel even een stapje terug is.
Verder doen we geen verhoren door iemand bij zijn keel te grijpen en hoog op te tillen, maar op een ethische wijze.
Mijn ogen vallen er bijna uit als hij uit zijn tas een broodtrommel haalt, beter gezegd een trog. Hierin zit zowat een heel brood. Als ik aan hem vraag of hij zijn brood gelijk voor de hele week meegenomen heeft, vertelt hij dat dit zijn dagelijkse portie brood is. Gekscherende weg geven wij als ploegmakkers hem de bijnaam “Pinkeltje”, van wie hij uiteraard het tegenovergestelde is.

Hoe enthousiast hij is en gewend is om daadkrachtig op te treden, blijkt als we de vervelende puber, Patrick, zonder helm op een bromfiets zien rijden. Ik zit op dat moment achter het stuur van de politiebus en zet de achtervolging in. Na door diverse straten heen gescheurd te zijn kan ik met de bus naast Patrick komen. Ik roep tegen Robert of hij hem even vast wil pakken om hem tot stoppen te dwingen, omdat ik weet dat hij anders niet gaat stoppen. Tot mijn grote schrik doet Robert het raam open en met een zwaai trekt hij Patrick van de brommer de bus in. Al schreeuwend ligt Patrick op schoot bij Robert, die moeiteloos de armen op zijn rug draait. Verbijsterd kijk ik de bromfiets na die al slingerend vol gas doorrijdt en aan het eind van de straat de struiken invliegt. Wat ben ik blij dat er op dat moment niemand loopt of fietst. Ik heb Robert later toch wel duidelijk gemaakt dat ik het iets minder radicaal bedoelde en dat we toch wel rekening moeten houden met het feit dat Patrick op een rijdende brommer zat, die gevaar had kunnen veroorzaken voor het overige verkeer.

Kort hierop hebben we opnieuw een achtervolging achter een scooter. We krijgen een melding van een beroving van een oude vrouw en de verdachte is weg op een scooter. Robert zit naast mij als bijrijder in de politiebus als plotseling vanuit een zijstraat de betreffende scooter met de verdachte erop aan komt rijden. Totaal onverwacht en voor ik het weet springt Robert de bus uit en rent razendsnel richting de scooter. Hij krijgt hem warempel bijna te pakken, maar de verdachte weet te ontkomen. Ik stop naast Robert en schreeuw dat hij de bus in moet springen. We zetten de achtervolging in en proberen de scooter in het oog te houden, wat haast niet lukt. De verdachte rijdt als een bezetene, maar we kunnen hem goed bijhouden. Om hem niet teveel op te jagen, gebruiken we geen toeters en bellen. Achteraf besef ik dat dit wel een risico is geweest, maar het komt ook wel eens goed uit. In een smalle straat moet de verdachte remmen voor een langzaam rijdende auto en komen we er weer achter te zitten. De dief probeert eerst links van de auto te passeren, maar daar is het te krap. Dan probeert hij rechts tussen de auto en geparkeerd staande auto´s door te komen, wat haast lukt. Echter als hij naast de langzaam rijdende auto rijdt, hoor ik Robert zeggen: “Wacht even Piet, dit wordt leuk!”. Hij doet plotseling het zwaailicht en de sirene van de politieauto aan. De bestuurder van de auto schrikt zich rot en gooit zijn stuur om naar rechts om ons te laten passeren. De scooterrijder naast hem heeft hij nooit gezien. En dan gebeurt het onvermijdelijke, de verdachte wordt met scooter en al gecruncht tussen de rijdende auto en de geparkeerd staande auto’s. We zien hem door de lucht heen vliegen en op het wegdek neersmakken.

De geschrokken automobilist heeft kennelijk door de sirene helemaal niets gehoord en rijdt verder. Ondanks hevig remmen verdwijnt de scooter met een doffe klap onder de voorzijde van de bus en komen we tot stilstand. Robert springt uit de bus en duikt boven op de verdachte, die inmiddels weer wil opstaan en wegrennen. Ik spring ook uit de bus, maar vergeet iets cruciaals. De automatische versnellingsbak in de parkeerstand plaatsen. Ook ik voeg me bij Robert en wil de verdachte boeien. Dan hoor ik Robert hijgend aan mij vragen of ik de politiebus even een stukje achteruit wil rijden. Ik draai me om en kijk in de grille van de politieauto, die op 10 centimeter afstand van ons staat te duwen met de scooter er nog onder.
Het blijkt dat Robert met één hand de verdachte vasthoudt en met de andere hand de duwende politieauto tegenhoudt. Ik weet niet hoe gauw ik de politiebus moet induiken om hem achteruit te rijden. Als ik achteruit rijd hoor ik een schurend geluid en het geluid van brekend plastic. De scooter komt onder de bus vandaan en ziet er ernstig gehavend uit.

Gelukkig blijkt de verdachte geen noemenswaardige verwondingen te hebben en kan hij met een paar pleisters in de cel gezet worden.

Het verwachtte gebeurde ook, Robert is na korte tijd aangenomen bij het arrestatieteam en haalt de opleiding glansrijk. Daar is hij toch wat meer in zijn element, want wij hebben hem voor het basis politiewerk toch aardig wat keren terug moeten fluiten.

Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #125 Gepost op: 12 november 2014, 17:06:52
De lachende verdachte

door Piet Kats

maandag 7 juli 2014

Nederland staat bekend om zijn tolerante politie, tegen wie je bijna alles kunt zeggen, in vergelijking met omringende landen. Op zich is het helemaal niet verkeerd dat onze politiemensen makkelijk benaderbaar of aanspreekbaar zijn. Dat is zeker ook de kracht van ons, laagdrempelig zijn. De keerzijde is echter dat mensen denken dat ze alles kunnen zeggen tegen ons en testen hoe ver ze kunnen gaan. Maar ook wij hebben grenzen. Gelukkig denkt het openbaar ministerie met ons mee en geeft steeds strengere straffen.


Wim en ik krijgen een melding van twee lastige mannen in café A. Ze zijn dronken en hebben een medewerker van het café gedreigd hem een kopstoot te geven. De eigenaar van het café pikt dit niet en belt de politie.
Ter plaatse gekomen komt ook Richard aangereden. Met z’n drieën stappen we binnen en spreken de mannen aan. Het zijn, aan het accent te horen, mannen van Zuid Europese afkomst die echter wel de Nederlandse taal goed machtig zijn. Ze blijken flink onder invloed te zijn van alcohol en niet voor rede vatbaar. De medewerker van het café wil verder geen aangifte doen, dus verzoeken wij de mannen het café te verlaten, waarna ze opstaan en naar buiten lopen. Eén van de mannen, waarschijnlijk degene die gedreigd zou hebben met een kopstoot, kan het niet laten om de medewerker nog even toe te roepen dat hij zijn gezicht wel zou onthouden.

Buiten gekomen vraagt Wim aan de ene man om zijn legitimatiebewijs. Hij zegt dat dit in de auto ligt, die geparkeerd staat aan de B laan, om de hoek bij de G singel. Wim loopt met deze man, die verder rustig is, mee naar zijn auto.
Richard en ik blijven bij de andere man omdat deze zijn agressie nu op ons richt. Hij uit allerlei dreigementen en we krijgen de meest fijne verwensingen. Uiteindelijk na vordering krijgt Richard zijn legitimatiebewijs en noteert zijn personalia. Ik observeer hem ondertussen en hij vindt mij kennelijk niet aardig, want ik krijg de volle laag. Hij neemt een dreigende houding aan en roept naar me dat hij zeer bedreven is in vechtsport. Hij daagt mij uit om mijn wapentuig af te doen en het gevecht met hem aan te gaan, maar ik vertel hem dat ik niet met een dronkenlap wil vechten omdat ik dat zielig vind. Ik vertel hem dat hij moet uitkijken met zijn woorden, omdat ik hem anders ga aanhouden voor belediging. Ik begin me steeds meer te irriteren aan de taal die hij uitslaat. Dus geeft Richard zijn legitimatiebewijs terug en besluiten we om gewoon van hem weg te lopen om escalatie te voorkomen. Maar dat is nou net wat hij niet wil. Hij loopt op korte afstand achter ons aan en geeft Richard een duwtje, waarop ik me omdraai. Ik geef hem een flinke zet en verzoek hem afstand te houden.

Dan is het moment aangebroken, de maat is vol. Ik hoor hem zeggen: “Ik heb hier een handgranaat en die zal ik eens effe in je k*****muil duwen, dan piep je wel anders!“ Ik kijk Richard aan en gelijktijdig bespringen we hem. We proberen hem naar de muur te brengen om hem te boeien, maar hij verzet zich hevig. Hij gaat met zijn rug tegen de muur staan en probeert ons van zich af te trappen. Om letsel te voorkomen pak ik mijn pepperspray en spuit hem in zijn gezicht. Hij probeert de spray achteloos af te vegen en begint te lachen. Maar langzamerhand verandert zijn lach in een grimas. Hij spant opnieuw zijn spieren en lijkt tot dan weinig last te hebben van de pepperspray. Dus gaan wij over tot de fysieke aanhouding. Richard springt op zijn nek en legt een nekklem aan. Ik veeg de benen van de verdachte onder zijn lijf vandaan en op die manier brengen we hem gecontroleerd op zijn buik naar de grond. Maar hij geeft zich nog steeds niet gewonnen, doet zijn armen onder zijn buik en probeert mij in mijn hand te bijten. Alle mooie klemmen die ons aangeleerd worden ten spijt, maar dan is het tijd om gemeen te gaan worden. Ik duw mijn hand onder de neus van de verdachte en trek zijn hoofd achterover. Zijn neusgaten worden twee keer zo groot, maar het helpt wel. Hij staakt zijn verzet, zodat we zijn armen op zijn rug kunnen draaien en we hem kunnen boeien. Intussen kleurt het gezicht van de verdachte rood van het bloed. Ik schrik hiervan omdat ik in eerste instantie denk dat hij met zijn gezicht op straat is gevallen met het gecontroleerd naar de grond brengen. Maar het blijkt dat hij onder zijn neus een paar scheurtjes heeft opgelopen die, zeker met de flinke hoeveelheid alcohol die de verdachte had genuttigd, flink bloedt. Ik moet grinniken om het onthutste gezicht van Richard als hij ook het bebloede gezicht van onze verdachte ziet, maar stel hem gerust.

Inmiddels komt Wim, die op zijn gemak om de hoek in de B laan de gegevens van de andere man heeft genoteerd en van het hele spektakel niets gemerkt heeft, om de hoek de G singel opgelopen en ziet tot zijn verbazing Richard en mij bovenop de verdachte zitten. Dan beginnen omstanders zich met de aanhouding te bemoeien. Een aantal zijn van mening dat we buiten proportioneel geweld gebruiken tegen de verdachte. Dat we, zonder enige aanleiding, de beste man mishandelen. Helaas kunnen we op dat moment niet aan de ‘verontruste’ burgers uitleggen dat we terecht bezig zijn met de aanhouding van een vervelia die ons zojuist bedreigd en beledigd heeft. We concluderen dat we zo snel mogelijk weg moeten wezen voordat omstanders ons aanvallen. Ik roep naar Wim dat hij onmiddellijk de politiebus moet halen, zodat we de verdachte kunnen afvoeren naar het bureau. Als de bus naast ons staat plaatsen we de verdachte op zijn achterwerk op de grond in de bus en rijden naar het politiebureau. Tijdens de rit klaagt de verdachte dat die pepperspray toch wel erg zeer doet en vraagt mij waarom ik zo boos ben. Ik vind dit een rare vraag, omdat ik eerder verwacht dat hij boos op ons zou zijn. Meestal na zo’n confrontatie is er geen normaal gesprek meer te voeren met een verdachte. Ik vraag hem of hij het normaal zou vinden als ik hem dreig een handgranaat in zijn mond te steken. Ik vertel hem dat wij ook een grens hebben en dat hij degene is die zojuist ervoor heeft gezorgd dat die grens is overschreden. Tot mijn verbazing biedt hij zijn excuses aan en vertel boos te zijn geworden omdat we hem en zijn maat zonder reden het café hebben uitgezet. Ik vertel hem dat wij alleen maar ons werk doen en op verzoek van de café-eigenaar hen het café hebben uitgezet.

Gekomen op het bureau ontdoe ik hem van zijn handboeien en zorg ervoor dat hij een oogdouche kan nemen. Ook geef ik hem een natte handdoek, zodat hij zijn gezicht kan afdoen. Hij biedt nogmaals zijn excuses aan en vertelt dat het eigenlijk allemaal zijn eigen schuld is. Hij komt van oorsprong uit land X en vertelt dat hij in geen enkel land zoveel tegen de politie durft te zeggen dan in Nederland. In landen buiten Nederland durf je politieagenten niet zo te behandelen, want deze slaan er namelijk snel op los en arresteren je onmiddelijk. Hij vertelt dat de Nederlandse agenten bijna alles pikken wat tegen hen gezegd wordt. Hij had niet verwacht dat het deze keer tot een aanhouding zou leiden. En zeker niet dat het met flink geweld gepaard zou gaan. Hij benadrukt nogmaals dat het allemaal zijn eigen schuld is. Hij lacht en steekt zijn hand uit. Wij begrijpen er helemaal niets meer van. Wat moet je nou met zo’n verdachte?

Dus stellen we aan de recherche voor om hem lik-op-stuk te geven. De recherche overlegt met de politiesecretaris en die stelt een schikkingsbedrag voor van 380 euro. De verdachte gaat akkoord en zodoende loopt de verdachte, na betaling, ruim een uur later weer het bureau uit. Voor hij het bureau verlaat vertelt hij lachend dat hij dit niet zo snel meer zal vergeten. Hij vindt dat politieagenten in Nederland toch wel ballen hebben….


Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #126 Gepost op: 12 november 2014, 17:08:27
Adrenaline

door Piet Kats

maandag 14 juli 2014

Eigenlijk is het wonderlijk spul, dat adrenaline. Het ene moment val je haast in slaap en het andere moment heb je nergens last meer van en draait je lichaam op volle toeren.
Mensen hebben het nodig om alert te reageren, zeker politieagenten.



Er zijn nachtdiensten waarin het lijkt of de stad uitgestorven is. Als je dan nog als wachtcommandant binnen zit, lijk je haast spoken te zien. Maar dat kan snel veranderen.

Zo is het dus ook deze nacht. Ik heb de grootste moeite om niet in slaap te vallen. Gelukkig zit er dan nog een maat naast je, die je wakker houd. Bij het eerste ochtendgloren zie ik toch werkelijk op de beveiligingscamera’s een persoon op het parkeerdek van het politiebureau lopen. Het is 5 uur in de ochtend, dus als het een collega zou zijn, zou dit wel een erg vroege vogel zijn. Ik zeg tegen mijn collega naast me dat ik even op het parkeerdek ga kijken, omdat ik denk iemand te hebben zien lopen. Uiteraard zegt hij tegen mij dat ik ze waarschijnlijk zie vliegen, omdat het hek naar het parkeerdek helemaal niet open is gegaan. En dan begin je aan jezelf te twijfelen. Ik loop de trap op en zie door de ramen heen dat er op een scooter van een collega, die op het parkeerdek geparkeerd staat, een manspersoon zit die duidelijk geen collega is. Hij is bezig het contactslot van de scooter te vernielen, kennelijk met de bedoeling de scooter te stelen. En dat vanaf het parkeerdek van een politiebureau.

Plotsklaps is mijn dufheid weg en giert de adrenaline door mijn lijf. Ik gooi de deur open en ren naar de verdachte. Deze ziet mij komen en rent weg. Maar ik krijg hem te pakken, vloer hem en ga boven op hem zitten. Hij is kennelijk zo verrast en geschrokken, dat hij geen verzet biedt en ik hem kan boeien. Binnen de kortste keren ziet het blauw van de collega’s. Mijn maat heeft het op de camera’s zien gebeuren en heeft onmiddellijk assistentie geroepen.
Later blijkt dat de verdachte via een brandtrap van de buren naar boven is gelopen en hierna op het parkeerdek is geklommen. Wat hij echter niet wist is dat het hek van de uitgang alleen door de wachtcommandant bediend kan worden of geopend kan worden met een toegangspas die voor de kaartlezer gehouden moet worden. Hij had dus nooit verder kunnen komen met de scooter dan tot het hek.

Helaas zit dan ook de nodige administratie aan zo een aanhouding vast, dus ik was blij toen ik hiermee klaar was en naar huis kon. De rust in mijn lijf is teruggekeerd en ik heb weer moeite om mijn ogen open te houden, dus ik besluit om in uniform met een burgerjas eroverheen direct naar huis te gaan.

Als ik in mijn auto stap, lijkt het hek van het parkeerdek sarrend traag open te gaan.
Met een slakkengangetje rijd ik de poort uit en rijd ik de W straat in. Voor mij rijdt een personenauto, waarvan ik zie dat de bestuurder druk bezig is met (niet handsfree) bellen. Op zich niets bijzonders tegenwoordig en aangezien ik in mijn privéauto rijd en een burgerjas aan heb, sla ik er verder geen acht op. Mijn gedachten zijn gericht op naar huis gaan.
Dat adrenaline wonderlijk spul is blijkt wel als de bestuurder plotseling op zijn rem trapt en de auto in zijn achteruit zet. Ik stop achter de auto, maar voor ik het weet komt deze al achteruit rijden. Ik begrijp absoluut niet wat de bestuurder van plan is, maar claxonneer wel omdat ik geen opgekrulde motorkap wil hebben.
Op zeer korte afstand komt de auto tot stilstand en wild gebarend, met de telefoon nog aan zijn oor, zie ik dat de bestuurder mij iets duidelijk wil maken. Verwonderd blijf ik stilstaan en moet eerst deze oergebaren op mij in laten werken. Wat moet die man in vredesnaam en waarom maakt hij zich zo druk op deze vroege ochtend.
Dan springt de man uit de auto en komt naar mijn portierraam toegelopen en gaat daar driftig op staan te slaan. Daarbij schreeuwt hij dat hij mij uit mijn auto gaat trekken en mijn kop van mijn romp zou trekken als ik niet achteruit zou gaan, omdat ik kennelijk blind ben.

De adrenaline doet zijn werk weer. De politiegeest wordt vaardig over me. Ik zwaai mijn portierdeur open en spring uit de auto. Ik doe een paar passen achteruit en mijn jas valt daarbij open. Ik neem een gevechtshouding aan en roep: “Politie, kom maar op, ik ben er helemaal klaar voor!” Ik zie dat de man enorm schrikt bij het zien van mijn uniform en mijn dreigende uitstraling. Zijn schreeuwende dreigende stem verandert in een stamelende toon. Hij zegt: “Je ziet toch dat ik wilde parkeren?” Ik was zo boos dat ik tegen hem riep: “Dan moet je de richtingaanwijzer gebruiken als je gaat parkeren, die stomme telefoon van je oor afhalen en je normaal gedragen. En wat nou kop van mijn romp trekken, ik trek die van jou eraf als je niet snel in je auto stapt!” De man stapt in zijn auto en rijdt snel weg.
Ik stap ook weer in mijn auto en schrijf nog even het kenteken op van de auto.
Mijn slaap is verre van me geweken en mijn hartslag tikt de 200 slagen per minuut aan.
Ik rijd naar huis en bedenk me dat ik professioneel gezien niet de meest juiste bewoordingen tegen de man gebruikt heb.
Normaal gesproken zou ik onmiddellijk na mijn thuiskomst in slaap vallen. Maar de adrenalineshots hebben mij hier nog even van weerhouden.

Het mooie van het politievak is dat een ogenschijnlijk saaie nacht plotseling kan veranderen in een spannend moment.


Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #127 Gepost op: 12 november 2014, 17:10:07
De dader ligt op het kerkhof

door Piet Kats

maandag 28 juli 2014

Heftige incidenten kunnen leiden tot traumatische ervaringen bij hulpverleners. U moet u voorstellen dat menig hulpverlener in zijn/haar carrière veel dingen meemaakt die gewone burgers (gelukkig) in hun hele leven niet meemaken. Soms kun je best wakker liggen van heftige incidenten en laat je de film vele malen nog een keer de revue passeren. Niet voor niets zijn er hulpverleners of militairen die deze incidenten niet (meer) kunnen verwerken en Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) oplopen. Maar ook burgers kunnen traumatische ervaringen hebben van een incident, waarbij een verdachte geweld tegen een politieambtenaar gebruikt en diezelfde politieambtenaar geweld gebruikt tegen de verdachte. Soms moet je daar op gewezen worden.

Ik heb vandaag surveillance met de politiemotor in de buitengebieden van Rotterdam en krijg een melding van een inbraak heterdaad, waarbij een zwarte Opel met een bepaald kenteken is weggereden. Men kan een duidelijk signalement van de verdachte geven. De eigenaar van het voertuig komt veelvuldig voor vanwege inbraken en is vluchtgevaarlijk. Nog geen vijf minuten later kom ik de Opel tegen. Ik zie dat de bestuurder voldoet aan het opgegeven signalement. Ik zie dat hij naar mij kijkt en als ik keer zie ik dat hij zijn snelheid behoorlijk verhoogt. Echter voor de politiemotor is hij geen partij en al heel snel zit ik achter de auto. Ik geef aan de meldkamer door dat ik achter de genoemde Opel zit en dat ik hem blijf volgen tot er een politieauto zich bij mij voegt. We rijden de bebouwde kom van een dorp in, maar de verdachte blijft zijn hoge snelheid houden. Vanwege het gevaar zet ik mijn zwaailicht en sirene aan en zo belanden we midden in het centrum van het dorp. De verdachte probeert mij op allerlei manieren kwijt te rijden, maar door afstand te houden en snel weer te accelereren weet ik de verdachte prima bij te houden. Maar dan rijdt de verdachte een doodlopende straat in. Ik zie aan zijn stuurbewegingen dat hij wanhopig wordt en ik moet op mijn hoede zijn. Op ruime afstand wacht ik wat de verdachte doet.

Maar dan zie ik dat de achteruitrijdlichten gaan branden en komt de verdachte met zo’n hoge snelheid achteruit rijden dat ik niet meer weg kan komen. Een grote klap is het gevolg als de verdachte met zijn auto mijn motor raakt. Ik kom ten val en kan gelukkig ontkomen door tussen de geparkeerde auto’s te duiken. Schrapend en krakend schuift mijn motor achteruit. Wat ben ik blij dat ik niet meer op mijn motor zit! Met angstaanjagend loeiende motor probeert de verdachte mijn motor met zijn auto weg te schuiven. Ik pak mijn pistool en los een waarschuwingschot, maar dit heeft geen effect. Dan richt ik mijn pistool met mijn vinger aan de trekker op de verdachte en wil eigenlijk schieten. Maar als ik over mijn loop kijk zie ik een stuk verderop de basisschool waar op het schoolplein veel kinderen aan het spelen zijn. Ik verstijf. De verdachte kijkt recht in de loop van mijn pistool en rijdt volle vaart weer vooruit. Ik berg mijn pistool weer en ren achter de auto aan. Hij rijdt naast de basisschool het grasveld op in poging daar te ontkomen. Echter aan het einde van het grasveld bevindt zich een sloot. Door de overvloedige regenval rijdt de verdachte zich muurvast, springt uit zijn auto en rent richting de sloot. Hij springt in de sloot en kruipt er aan de andere kant weer uit.

Ik ben woedend, smijt mijn helm van mijn hoofd, gooi deze op grasveld en ren richting de sloot. Ik neem een aanloop en spring over de sloot heen. Ik zie nog net dat de verdachte de begraafplaats op rent en achter de grafzerken verdwijnt. Echter de begraafplaats is omheind met een groot hekwerk, dus ik ruik mijn kans. Eerst pak ik mijn portofoon en praat de meldkamer, hijgend en hakkelend, bij over waar ik mij bevind. Ik moet geduld hebben tot de assistentie ter plaatse komt en niet veel later arriveren er twee politieauto’s. Wat ben ik blij om deze te zien! Ik vertel in het kort wat er gebeurd is en vertel dat de dader zich vermoedelijk op de begraafplaats bevindt. Met de collega's lopen we de begraafplaats op en zoeken deze minutieus af. Dan hoor ik een collega roepen dat de verdachte zich achter een grafzerk in de bosschages verstopt heeft en hem ziet. Ik ren naar de plek toe waar de collega staat. Ik zie de verdachte liggen en duik met een snoekduik boven op hem. De verdachte gilt naar de collega’s dat hij doodgemaakt wordt door me. Gelukkig legt de collega een hand op mijn schouder en zegt kalm : “Laat ons maar!”. Ik sta op en de collega’s boeien de verdachte. Ik besluit wijselijk om weg te lopen en laat de collega’s hun werk doen. Ik wil de verdachte niet meer zien.

Ik loop naar de sloot toe en wil eigenlijk weer over de sloot springen en teruggaan naar de resten van mijn politiemotor. Dan pas kom ik tot de ontdekking dat de sloot wel erg breed is en vraag me af hoe ik daar ooit over heen gesprongen kan zijn. Erover heen terugspringen gaat me dit keer zeker niet lukken dus loop ik een paar straten om, tijd om af te koelen.

Bij mijn motor gekomen zie ik dat het eigenlijk niet meer dan een wrak is. Ik spreek nog kort met geschrokken buurtbewoners, maar kan me later niet meer herinneren wat ik eigenlijk gezegd heb of wat ze met me besproken hebben. De collega's van de Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) komen ter plaatse om de situatie op de gevoelige plaat vast te leggen.
Ik word opgehaald door de collega’s en word naar een politiebureau gebracht.
Na de nodige administratie hang ik mijn bezweten motorkleding in de kast en vertrek naar huis. Ik slaap die nacht heel weinig.
De volgende dag krijg ik een terugbelverzoek van de leiding van de school om te komen praten. Het blijkt dat het incident, waarbij ik van mijn motor ben gereden en in de lucht geschoten heb, als een bom is ingeslagen bij een aantal kinderen en leerkrachten. Sommige kinderen hebben die nacht gedroomd dat die politieagent door de auto is overreden en nu dood is. Ik realiseer me dat ik niet het enige slachtoffer ben van het incident. De leerkrachten/hulpouders hebben gezien dat ik mijn vuurwapen gericht heb op de verdachte en denken dat ik daadwerkelijk gericht heb geschoten. Ze vragen zich af waar de kogel gebleven is en of ze geraakt hadden kunnen worden door de kogel. Omdat alles op afstand gebeurd is, heb ik hier niet over nagedacht. Op school heb ik de betrokken leerkrachten/ouders en de kinderen uitgelegd dat ik gelukkig ongedeerd ben en dat hun leven geen moment in gevaar is geweest. Het was een heel fijn en verhelderend gesprek.

De verdachte is veroordeeld voor inbraak, poging doodslag, rijden zonder rijbewijs en de schade aan de politiemotor die total loss was.


Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #128 Gepost op: 12 november 2014, 17:11:29
Zo'n lieve man

door Piet Kats

dinsdag 5 augustus 2014

Midden in een zomernacht rijd ik op de dienstmotor door één van de dorpen onder Rotterdam Zuid. Er worden de laatste tijd veel inbraken gepleegd en de motor is een ideaal en snel middel om de met drempels en palen bezaaide wijken te doorkruisen.


Omstreeks 02:00 uur komt mij een kleine auto tegemoet, waarvan ik besluit deze even te controleren. Achter het stuur zit een gezette man met een onfris uiterlijk en daarnaast zit een knappe jongedame. Nou ga ik niet over relaties, maar bij deze combinatie frons ik mijn wenkbrauwen en mijn onderbuikgevoel zegt mij dat dit niet klopt. Beiden verklaren uit het café te zijn gekomen en een goed gesprek te hebben gehad. De man had aangeboden haar even thuis te brengen en daar gelijk nog even een kopje koffie te drinken. Ik laat de man blazen, maar deze blijkt geen alcohol gedronken te hebben. Zij is stevig onder invloed en heeft een vrolijke dronk, mij iets te vrolijk. Ik vraag haar waar zij woont en ze wijst mij haar huis aan. Dit is schuin tegenover de plaats waar ik hen staande houd. Ik wens ze een prettig samenzijn. Aan de man merk ik dat hij het helemaal niet leuk vindt dat hij gecontroleerd wordt, omdat ik kennelijk zijn feestje verstoor. De auto van de man staat half op het trottoir geparkeerd. Ik zeg tegen de man dat hij de auto zo wel kan laten staan, dit met voorbedachten rade.

Als ze binnen zijn vraag ik de man via de politiesystemen na. Hij woont met een vrouw en zijn vier kinderen op een adres in Rotterdam, maar mijn nieuwsgierigheid wordt gewekt als ik zie dat hij diverse aandachtvestigingen heeft. Dit op het gebied van het lastig vallen van vrouwen. Ik besluit dit ‘feestje’, gelet op mijn onderbuikgevoel, te gaan verstoren. Ik ben er van overtuigd dat hij kwade bedoelingen heeft met de knappe jongedame. Na een uur rijd ik nogmaals langs het adres en zie ik de auto daar nog steeds staan. Ik stop voor het woonhuis en stap van mijn motor af. Ik loop naar het voorraam en schijn expres met mijn zaklamp naar binnen. Kort hierna doet de jongedame de deur open en ik vraag haar of de man er nog is. Ik merk aan haar houding dat er iets is en vraag haar de man te roepen. Ik vraag aan hem of hij de koffie al op heeft, zodat hij zijn geparkeerde auto, die half op de stoep staat, weer weg kan halen. Tenslotte heeft hij de auto daar voor even neergezet. Dit om een kop koffie te drinken en dat even is nu voorbij. Als blikken kunnen doden, was ik ter plekke dood neergevallen. Tot slot zegt hij tegen haar dat hij nog contact met haar opneemt. Hij loopt vervolgens naar zijn auto toe en rijdt weg.

Ik vraag haar wat er gebeurd is. Ze is plotsklaps een stuk nuchterder en haar vrolijkheid maakt plaats voor een huilbui. Ze vertelt mij dat de man, nadat ze een tijdje binnen waren, haar heeft geprobeerd te zoenen. Tevens had hij voorgesteld om de liefde met haar te bedrijven. Van handtastelijkheden was gelukkig geen sprake geweest. De alcohol was snel uitgewerkt toen ze door kreeg dat de man helemaal geen kopje koffie wilde. Zij was bang dat hij haar zou verkrachten. Verder geeft ze aan dat ze ontzettend blij was toen ik met het lampje de woonkamer in scheen. Het was voor haar een geschenk uit de hemel.

Ze vraagt of ik binnen wil komen voor een kopje koffie, maar ik sla dit beleefd af. Ik grap tegen haar dat ze dan mij misschien zal proberen te zoenen en dit een ongewenste situatie zal zijn. Met een verontwaardigde blik kijkt ze me aan. Ik stap met een lachend gezicht op de motor, zwaai naar haar en rijd weg. In plaats van inbrekers pakken heb ik me bemoeid met een niet-wederzijdse relatie, maar gelukkig niet voor niets. Tja, het leek zo’n lieve man...


Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #129 Gepost op: 12 november 2014, 17:13:21
Kamikazes

door Piet Kats

maandag 11 augustus 2014

Werken op of langs de snelweg is levensgevaarlijk. Ongeacht matrixborden, pijlwagens, botsabsorbers en een overvloed aan verkeersmaatregelen worden deze wegmaterialen toch aan gort gereden door automobilisten. Laten we zeggen dat de doorstroom van materialen in deze sector best goed is. Materiaal van Rijkswaterstaat wordt regelmatig vernieuwd, niet vanwege ouderdom maar door onoplettende bestuurders. Eigenlijk zou iedereen eens een keer in de schoenen van een wegwerker, Rijkswaterstaatmedewerkers, ANWB’ers, de bergers of de andere hulpdiensten moeten staan om te ontdekken dat die eigenlijk nog een paar ogen aan de achterkant van het hoofd missen. De Kat(s) met negen levens, grappen de collega's wel eens over me.
De laatste werkdag voor de zomervakantie krijg ik een melding dat er een auto uit de bocht is gevlogen op de snelweg. De bestuurster zou mogelijk bekneld zitten en de auto zou levensgevaarlijk staan, zodat de mogelijkheid bestaat dat er nog meer auto’s op botsen. We rijden met zwaailicht en sirene naar de plaats van het ongeval toe en treffen de auto inderdaad midden op de rechterrijstrook aan. De hulpverleners wordt geleerd eerst veiligheidsmaatregelen te treffen, zodat er niet nog meer aanrijdingen gebeuren. Ik trek mijn gele hesje aan en plaats onze politieauto 100 meter voor de aanrijding in een dwingende positie, de zogenaamde fend-off positie. Dat wil zeggen dat de auto met de neus feitelijk de richting aangeeft waar de automobilisten heen moeten rijden, dus in dit geval naar de linkerrijstrook. Ook zet ik de blauwe zwaailichten aan. We vragen tevens bij Rijkswaterstaat (rode) kruizen aan op de rechterrijstrook en tevens een snelheidsbeperking. Nou weet ik uit ervaring dat sommige automobilisten daar werkelijk lak aan hebben, dus plaats ik tussen onze auto en de gecrashte auto ook nog pylonen.
Dan begint het "feest". De ambulancemedewerkers, die ter plaatse komen, zetten hun voertuig voorbij de aanrijding. Net als de ambulancechauffeur is uitgestapt raakt een automobilist de pylon die ik naast het gecrashte voertuig heb neergezet. Met een grote klap vliegt de pylon door de lucht en ik zie nog net dat deze op een haar na de ambulancechauffeur mist. De geschrokken ambulancechauffeur duikt weg achter de ambulance. Helaas kan ik van deze auto niet het kenteken noteren. De bestuurster blijkt niet bekneld te zitten, maar zit inmiddels veilig achter de vangrail en wordt door de ambulancemedewerkers ter plaatse nagekeken. Ondanks dat duidelijk te zien is dat er een aanrijding is gebeurd en de genomen verkeersmaatregelen, blijft de snelheid van de voorbijkomende auto´s hoog. Helaas kunnen we de gecrashte auto niet zelf opzij zetten, dus moeten we wachten op de bergingstakel(wagen).
Ik loop nog even terug naar de politieauto om wat spullen te pakken. Het belangrijkste is dat we altijd in het zicht heen en teruglopen. En dat is maar goed ook, want in de verte zie ik een auto aankomen die met een behoorlijke vaart aan komt rijden op de rijstrook die afgekruist is. Ik vraag me af of hij nog gaat remmen. Met volle vaart rijdt hij op de politieauto af. Als aan de grond genageld wacht ik op de grote klap die gaat komen. Ik heb inmiddels een paar stappen opzij gedaan en sta tegen de vangrail (geleiderail) op de vluchtstrook. Ik zie dat hij met zijn rechterhand tegen zijn rechteroor zit en concludeer dat hij waarschijnlijk druk bezig is met bellen. Op het laatste moment gooit de bestuurder zijn stuur om. Links voorbij de politieauto gaan kan niet, omdat daar een langzaam rijdende auto rijdt. Hij stuurt dan rechts om de politieauto heen, recht op mij af. Dit wordt mijn dood dacht ik nog. In een flits spring ik achterwaarts over de vangrail heen en smak op mijn rug. Dan hoor ik een enorme klap, gevolgd door het geluid van brekend glas en scheurend metaal.
Ik lig op mijn rug en doe mijn ogen open. Het eerste wat ik denk is dat ik nog leef en ongedeerd ben, behalve een zere rug en een ontzettend zeer achterwerk. Er buigt zich iemand over me heen en ik kijk in de ogen van een verbijsterde medewerker van Rijkswaterstaat. Hij zegt: “Ik dacht dat je dood was!”  Het blijkt dat hij, op het moment van crash, achter deze auto reed en alles zag gebeuren. Nadat de auto tot stilstand kwam, was ik verdwenen en hij dacht werkelijk dat ik voor zijn ogen dood werd gereden. Ik krabbel overeind en klop mijn kleding af. Dan komt de bestuurder aanlopen en roept dat het hem spijt. Ik kan mijn emoties niet meer bedwingen. Ik begin werkelijk te trillen als een rietje en wil de bestuurder aanvliegen. Gelukkig houden de medewerker van Rijkswaterstaat en mijn collega me tegen, want ik wil de bestuurder aanvliegen. Heftig schuddend met armen en benen, waarschijnlijk spierverkramping door de abnormale salto achterover, scheld ik de bestuurder helemaal de huid vol.
De bestuurder druipt af en wordt meegenomen door mijn collega. Op de plaats, waar ik zojuist gestaan heb, is weinig meer van de vangrail over. Ik besef dat ik enorm veel geluk heb gehad. De collega’s van de ambulance komen nog even naar me kijken en ik grap nog tegen de ambulancechauffeur of hij net niet per ongeluk een pylon heeft voorbij zien vliegen. De gehele bocht wordt door Rijkswaterstaat afgesloten, zodat beide gecrashte voertuigen veilig geborgen kunnen worden. De bestuurder, die mij bijna aanreed, wordt meegenomen voor verhoor naar het bureau. Het blijkt dat hij inderdaad druk bezig was met zijn mobiel en geen rode kruizen of de politieauto met blauwe zwaailichten heeft zien staan.
Op het bureau gekomen en na gekalmeerd te zijn spreek ik nog met de bestuurder. Ik bied hem mijn excuses aan voor mijn gedrag en mijn woordkeuze, maar hij wil hier niks van weten. Hij zegt me volledig te begrijpen en is ontzettend blij dat ik er zo vanaf gekomen ben. We schudden elkaar de  hand. Hem wordt een proces-verbaal aangezegd voor het gevaar en/of hinder veroorzaken op de weg.
Zoals gezegd was dit niet de eerste keer dat ik bijna dood ben gereden. Veel mensen begrijpen niet waarom soms ruim van tevoren de weg wordt afgesloten en het verkeer wordt gedwongen om langzaam te rijden. Die vraag wordt mij vele keren gesteld of dit niet onzinnig is. Ik vraag mij wel eens af, wie zijn nou de kamikazes? Wij als wegwerkers of sommige automobilisten die niet beseffen dat zij dat zijn?
 
P.S. Ik wil mijn lezers/fans bedanken voor de leuke reacties via de blog/facebook en Twitter. Inmiddels ben ik de één miljoen keer gepasseerd, dat mijn blog is aangeklikt. Geweldig toch?


Blog geplaatst met toestemming van rechthebbende



zie ook:

http://www.hulpverleningsforum.nl/index.php?topic=64926.0

http://www.hulpverleningsforum.nl/index.php?topic=57238.0

Samen sterk in de hulpverlening!