Blog: belevenissen van een agent - Politie.nl

Auteur Topic: Blog: belevenissen van een agent - Politie.nl  (gelezen 179284 keer)

0 gebruikers (en 3 gasten bekijken dit topic.

Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #160 Gepost op: 26 april 2015, 18:49:34
Blog: 'Kom jij mijn moeder terugbrengen?'


12 maart 2015 - Peter Timmer

Het is vroeg in de morgen als ik door de chef van dienst gebeld word. ‘Peter, er is een vrouw vermist. Zou jij in dienst kunnen komen en dit voor je rekening nemen?’ Hoewel ik vandaag eigenlijk vrij ben en thuis van alles in de planning heb, besluit ik te gaan werken. Ik neem afscheid van vrouw en kinderen. Ze zijn het ondertussen wel gewend dat ik bij een vermissing op de gekste tijden ga werken.

Op het politiebureau lees ik me in over de vermissing en vertrek dan naar het adres van de melder. De deur wordt opengedaan door een man, dit blijkt de echtgenoot van de vermiste vrouw te zijn. Hij laat me binnen en in de kamer zie ik een blond meisje van een jaar of 4. Ze zit op de grond en speelt met haar poppen. Als ik binnenkom, kijkt ze me met grote blauwe ogen aan en ik moet onwillekeurig aan mijn eigen dochtertje denken die van dezelfde leeftijd is. Het meisje loopt op me af en vraagt :’Weet jij waar mijn mama is?’ Ik ga op mijn hurken zitten en zeg: ‘Ik weet het niet, maar ik ga mijn best doen om haar te vinden.’

Aan de eettafel vullen de man en ik de nodige formulieren in en ik probeer zoveel mogelijk achtergrondinformatie te krijgen. Na ongeveer een uur neem ik afscheid. Als ik in de auto stap, kijk ik nog even om naar de deur en zie het meisje met een pop in de hand naar mij zwaaien.

Tijdens het onderzoek kom ik erachter dat de vrouw een treinkaartje heeft gekocht; enkele reis naar Apeldoorn. Ik vraag mijn collega’s in Apeldoorn om naar haar uit te kijken en in de loop van de dag krijg ik bericht dat zij haar in het centrum van Apeldoorn gevonden hebben. Ik haal haar halverwege op. Op de terugweg zit ik met haar in de auto en we raken in gesprek. Ze vertelt emotioneel dat de problemen zich opstapelen en dat ze er een eind aan wilde maken. Ik zeg haar dat ik blij ben dat ze daarvan heeft afgezien en adviseer haar hulp te zoeken.

Begin van de avond zijn we bij de woning. De kleine meid doet open en roept blij: ‘Ik wist dat je mijn mama terug zou brengen!’ Met een voldaan gevoel neem ik afscheid en ga naar mijn vrouw en kinderen. Bij thuiskomst geef ik ze allemaal een dikke knuffel. En ook als de kinderen even later stoute dingen doen, kan ik gewoon niet boos op ze worden. Ik zie de blauwe ogen van de kleine meid voor me en denk aan hoe blij ze was dat ik haar moeder terugbracht.

Nog geen week later heb ik noodhulpdienst in de nacht. Het is rustig en het loopt al tegen 05.00 uur. Nog even en onze dienst zit erop. Dan krijgen we toch nog een oproep. Ons wordt gevraagd of we even willen bellen met de collega’s van Apeldoorn. Als ik bel, hoor ik dat ze net een vrouw onderaan een flat hebben gevonden. Ze is gesprongen. Of wij het slechte nieuws willen overbrengen aan de familie, die in onze regio woont. Als ik het adres zie, slaat de schrik me om het hart. Het is de vrouw die ik eerder deze week heb thuisgebracht!

Bij de woning aangekomen doet de man open. Ik heb nog niks gezegd, maar door de uitdrukking op mijn gezicht is hem al duidelijk dat het mis is. Binnen vertellen mijn collega en ik hem het slechte nieuws. Al snel zie ik een paar blauwe ogen om de hoek kijken. In haar roze pyjama komt het dochtertje naar mij toe. Ze kijkt me vragend aan: ‘Kom je mijn mama weer terugbrengen?’ Met een brok in mijn keel kijk ik haar aan en schud mijn hoofd. ‘Nee lieverd, deze keer heb ik je mama niet bij me.’ Dan schiet ik vol en kan geen woord meer uitbrengen. Mijn collega ziet het. Hij leidt het meisje af en geeft haar een traumabeer.

Als ik aan het eind van de dag thuiskom, zien mijn dochtertje en zoontje me al aankomen. Ze doen de deur open en komen op blote voeten op me afrennen. ‘Papaaaaa!!’ Halverwege til ik ze allebei op en knuffel ze. Steviger dan normaal. In de deuropening staat mijn vrouw. Zij ziet direct dat er iets bijzonders gebeurd is. Ik zet mijn kinderen neer en geef ook haar een knuffel. Dan ga ik douchen en naar bed. Maar het duurt lang voor ik in slaap val. De beelden van de verdrietige man en het kleine meisje blijven nog lang op mijn netvlies staan.

Citaat
Over de blogger


Peter Timmer
(foto: politie.nl)

Peter Timmer is hoofdagent in de noodhulp in Noord-Nederland. Daarnaast werkt hij als coördinator vermiste personen en is hij ambassadeur van Burgernet.

Peter: ‘Ik heb eerst 10 jaar in Den Haag Centrum gewerkt en ben daarna overgegaan naar het pittoreske Uithuizen in Groningen, waar ik alweer 10 jaar met plezier woon en werk. Om bepaalde incidenten te verwerken heb ik deze vaak opgeschreven en na het schrijven in de prullenbak gegooid. Waarna ook het incident eigenlijk uit mijn hoofd was. Omdat ik meerdere reacties kreeg om meer met mijn verhalen te doen, heb ik besloten blogs te publiceren. Ik hoop met deze blogs te bereiken dat burgers gaan begrijpen dat we veel kunnen en willen, maar niet alles.’
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #161 Gepost op: 26 april 2015, 20:43:11
Blog: Crème brûlée


19 maart 2015 - Barry van Rij

Samen met een collega ben ik op pad voor een buurtonderzoek. Er is een inbraak gepleegd en we gaan de deuren langs en vragen aan omwonenden of ze wat gehoord of gezien hebben.

Ik sta bij een van de laatste woningen met de bewoners te praten als ik via de portofoon een stem vanuit de meldkamer hoor: ‘In de A-straat in de wijk Nieuwland, loopt een man met een zilverkleurig vuurwapen in zijn broeksband.’ Ik roep mijn collega en we spoeden ons naar de auto. Ik geef aan de meldkamer door dat wij meezoeken. Voordat we in de auto stappen, trekken we onze kogelwerende vesten aan en snel rijden we naar de wijk Nieuwland.

Onderweg komt er steeds meer informatie binnen: ‘Het gaat om een blanke, kale man. Draagt een spijkerbroek en een wit shirt. Hij is in een witte auto zonder wieldoppen gestapt.’ De eerste twee letters van het kenteken zijn bekend en worden doorgegeven, zodat we naar de auto kunnen uitkijken.

Wanneer we de wijk inrijden hoor ik dat collega’s het voertuig zien rijden in een straat in de buurt. Ze geven via de portofoon het volledige kenteken door. Ik herken dit. Het is van een man die we vaker hebben aangehouden. Hij staat bekend als vuurwapengevaarlijk. Dan hoor ik dat de collega’s de auto al hebben laten stoppen. Door de portofoon klinkt: ‘BTGV op de B-weg!’ BTGV staat voor Benaderings Techniek Gevaarlijke Verdachte; het veilig uit een voertuig praten van een gevaarlijke verdachte. Met getrokken vuurwapen.

We rijden de straat in en zien de collega’s staan, met getrokken wapen richting de auto. De bestuurder, die voldoet aan het opgegeven signalement, staat er al naast. Ik zet onze dienstauto midden op straat neer, zo dat we in dekking kunnen achter onze portieren, waar kogelwerende platen in zitten, en van waar we goed zicht hebben op de auto.

Direct naast de weg, op het fietspad, staat een oudere man naast zijn brommertje rustig toe te kijken. Hij staat bijna in onze vuurlijnen! Vol adrenaline roep ik hem toe dat hij weg moet wezen, waarop de man mij toesnauwt: ‘Wat nou, wegwezen?’ Op dat moment zie ik dat in het stilstaande voertuig nog iemand zit en ook mijn collega en ik trekken de vuurwapens. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat dit de aanmoediging is die de 70-plusser nodig heeft om er haastig op zijn brommertje vandoor te gaan.

Via de megafoon commandeer ik de passagier, een vrouw zo blijkt, uit het voertuig te stappen met haar handen omhoog. Nonchalant gaan haar armen de lucht in. Ik roep vervolgens: ‘U bent aangehouden. Er staan vuurwapens op u gericht. Bij een verdachte beweging wordt er gericht geschoten. Loop langzaam weg van de auto.’ Tot mijn verbazing loopt de vrouw als een fotomodel majestueus weg van het voertuig. Als ze een moment recht in de loop van mijn vuurwapen kijkt, lijkt ze daar niet van onder de indruk. Ik besef me dat ze waarschijnlijk onder invloed van verdovende middelen is.

De straat is inmiddels volgestroomd met nieuwsgierig publiek. Politie met getrokken wapen zie je niet elke dag in het echt. Maar ook deze toekijkers staan bijna in de vuurlijnen en lijken niet door te hebben dat ze zichzelf in gevaar brengen. Gelukkig kunnen we snel en veilig een eind aan de situatie maken. We houden de vrouw aan en treffen bij het fouilleren geen verdachte zaken aan. Ook de man staat inmiddels in de boeien. Een collega fouilleert hem en vindt ook bij hem geen vuurwapen.

Ik doorzoek het voertuig. Tussen allerlei cd’s en een zak met fastfood vind ik een vijftal messen. Geen aardappelschilmesjes, maar flinke steekwapens! En op de grond tref ik het zilverkleurige voorwerp aan waar ik naar op zoek ben. Het is echter geen vuurwapen. Wat het wel is, is me niet duidelijk. Maar gezien de vorm en aangezien de man dit in zijn broekband droeg met het doel zijn omgeving af te schrikken, kan ik me de vergissing van de melder goed voorstellen.

Bij identiteitscontrole blijkt tevens dat de man voor de zoveelste keer met een ingevorderd rijbewijs reed. We nemen dus niet alleen de messen en het zilverkleurige voorwerp in beslag, ook zijn auto is hij kwijt. De man en vrouw nemen we mee naar het politiebureau.

Een crème brûleebrander‘Heb je een kok aangehouden?’ hoor ik als met het zilverkleurige voorwerp het politiebureau binnenloop. Niet begrijpend kijk ik mijn collega aan. Hij lacht en vertelt me dat het ‘vuurwapen’ een créme-bruleébrander is! Ik kijk nogmaals naar het voorwerp in mijn hand en begin hard te lachen.

Ondanks de heftige, serieuze aanhouding, is de brander nog wekenlang onderwerp van grapjes geweest. Maar ik ben blij dat het allemaal zo goed is afgelopen. Want het had heel anders kunnen gaan!

Citaat
Over de blogger


Barry van Rij
(foto: politie.nl)

Barry van Rij (24) is surveillant bij Basisteam Schiedam, Eenheid Rotterdam. Hij is sinds 2008 werkzaam bij de politie. Hij werkt bij de wijkpolitie en draait zo nu en dan diensten mee met de noodhulp. Ook houdt hij zich bezig met de aanpak van drugsoverlast. Daarnaast volgt hij momenteel een doorstroomopleiding naar agent.

Barry: ‘Elke dag bij de politie is anders. Van reanimatie tot burenruzie tot overval, alles is op zijn eigen manier spannend of ontroerend. Ik haal voldoening uit een goede aanhouding. Met deze blogs probeer ik u mee te nemen in mijn belevenissen.’
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Al is de leugen nog zo snel….

door Piet Kats



maandag 30 maart 2015

Doorrijden na een aanrijding (Verlaten Plaats Ongeval) is helaas nog steeds een veel gepleegd misdrijf. Het levert een hoop ergernis op bij de burgers, maar ook bij ons als Politie vanwege de vele kostbare (verloren) onderzoeksuren.

Bert is gezellig bij de ‘tennis’ geweest en rijdt met zijn peperdure SUV over de A weg richting zijn huis in X dorp. In het dagelijks leven is Bert directeur van een grote onderneming en geeft leiding aan ongeveer honderd man personeel. Bert heeft die avond stevig door gedronken, maar besluit toch om in zijn eigen auto naar huis te rijden. Dit terwijl hij volgens mij lantaarnpalen moet zien oversteken. Bij de rotonde gaat het mis en botst hij tegen een auto voor hem. De auto van deze man is zwaar beschadigd en deze heeft gelukkig, op enkele wondjes aan zijn hoofd na, geen letsel. Hij wordt voor de zekerheid toch door de collega’s van de GGD nagekeken, omdat het een behoorlijke klap is geweest. Bert rijdt zonder te stoppen door naar zijn huis.

Tot onze grote vreugde vinden wij de kentekenplaat van Bert, die op een bijzondere wijze om de uitlaat van de auto van het slachtoffer zit. Het kenteken staat op naam van een bedrijf, gevestigd in een groot industriegebied. Wij hebben natuurlijk geen idee wie de bestuurder van de auto is. Het kenteken komt helaas bij ons niet voor in de systemen, dus daar komen we ook niet verder mee. Maar elk groot bedrijf heeft wel een waarschuwingsadres in geval van een inbraak of calamiteit, dus bel ik de meldkamer. Ik krijg het telefoonnummer van een werknemer van het bedrijf en bel deze op.

Quasi vertel ik de werknemer dat ik zijn kentekenplaat heb gevonden. De man reageert nogal verbaasd als ik het kenteken noem en begint te lachen. Hij vertelt dat hij wel zou willen dat dat zijn auto was, maar dat hij die niet kan betalen. Hij vertelt dat dit het kenteken is van de auto van zijn baas, Bert. Ik vertel hem dat het een dure kentekenplaat is, zo’n ding met opgelegde letters en dat zijn baas wel blij zou zijn als ik deze vanavond nog bij hem thuis zou bezorgen. Vanzelfsprekend is de man het hiermee roerend eens. Ik vraag hem het adres van zijn baas, maar jammer genoeg weet de man alleen te vertellen dat zijn baas in X dorp woont in die dure wijk. Wel geeft hij mij het mobiele telefoonnummer op van Bert en enigszins teleurgesteld hang ik de telefoon op.

Maar het woord ‘opgeven’ staat niet in mijn woordenboek, dus alle zoeksystemen worden geraadpleegd. We hebben geluk, Bert wordt met naam en adres vernoemd als secretaris van de tennisclub. Met gezwinde spoed rijden we naar het adres van Bert toe en treffen daar de beschadigde SUV voor de villa van Bert aan, de kentekenplaat ontbreekt aan de voorkant. Helaas is het huis van Bert compleet donker en we hebben ook het idee dat Bert echt niet thuis is. Dit wordt bevestigd door een voorbijganger. Hij vraagt wat we zoeken op het erf en ik vertel dat ik graag de eigenaar van SUV wil spreken, maar dat deze niet thuis lijkt te zijn. De man vertelt dat hij zijn hond aan het uitlaten was en op een gegeven moment een auto ziet komen aanrijden die een schurend en piepend geluid maakt. Hij vertelt dat de SUV, die voor onze neus staat, voorbij kwam rijden met een kapotte koplamp. Als de auto voorbij is ruikt hij een geur van verbrande olie. In combinatie met het schurende en piepend geluid vindt hij dit wel vreemd. Nieuwsgierig kijkt hij de SUV na en ziet dat de bestuurder hem een stuk verderop parkeert op de oprit van een huis. Hij ziet de bestuurder vervolgens naar de voordeur van de woning lopen. Voor de rest zit er niemand in de auto. Hij vertelt dat het lang duurt voordat de man de deur van de woning open krijgt en naar binnen gaat. Kort hierna ziet hij dat de man de voordeur weer uitkomt en met een zaklamp de voorkant en de onderkant van de auto beschijnt. Hierna ziet en hoort hij dat de man aan het bellen is. Hij vertelt dat hij nog even is blijven staan om te kijken wat de man ging doen. Na ongeveer 10 minuten verschijnt er een taxi voor de deur en ziet hij dat de man daarin stapt. Ik vraag hem hoe de man eruit zag en de voorbijganger geeft een goed signalement van de bestuurder. Ik vraag hem ook of hij gezien heeft van wat voor taxibedrijf de taxi was en de man vertelt dat hij gezien heeft dat het een taxi was van Xtax. Ik noteerde de gegevens van de man en bedank hem hartelijk voor zijn hulp.

Maar waar is Bert gebleven? Ik bel de taxicentrale van Xtax op. Ik vertel dat er zo juist een taxi is vertrokken uit de B straat uit X dorp en dat aan boord een mijnheer genaamd Bert zit. Ik vertel dat ik deze man dringend wil spreken vanwege een door hem gepleegd misdrijf, echter zonder dat de taxichauffeur hiervoor opgeroepen dient te worden. Dit om te voorkomen dat Bert de benen zal nemen. De centralist van de taxicentrale vertelt mij dat Bert een taxi genomen heeft naar Breda. Via GPS kan hij zien dat de taxi inmiddels op de autosnelweg rijdt. Die kunnen wij nooit meer inhalen. Ik krijg van hem het kenteken van de taxi en houd hem aan de lijn om de positie door te geven van de taxi. Vervolgens roept mijn collega de meldkamer op voor een politieauto die de taxi kan onderscheppen. Gelukkig blijkt er een politieauto in de buurt te zijn. Na enige minuten hoor ik dat de collega’s in de politieauto de taxi zien rijden op de autosnelweg in de richting van Breda.

Ik bedank de centralist van de taxicentrale en besluit met een vette glimlach om het mobiele telefoonnummer van Bert eens te bellen. Ik krijg Bert aan de lijn en vertel hem dat ik van de Politie ben en dat hij verdacht wordt van het verlaten van een plaats ongeval met een SUV. Bert vertelt dat hij deze avond helemaal niet gereden heeft en dat hij niet weet wie zijn auto beschadigd heeft neergezet op zijn erf. Dat is leuk om te horen, want ik heb het woord ‘erf’ namelijk helemaal niet genoemd. Dat heet met een mooi woord ‘daderwetenschap’. Hij vertelt dat hij alcohol heeft gedronken en zich op dit moment keurig laat rijden door een vriend. Ik vraag hem waar hij dan rijdt met die vriend en Bert vertelt dat hij onderweg is naar zijn vriendin in Utrecht. “Dan zit je wel helemaal verkeerd!” zeg ik tegen hem. “Wat bedoel je?” vraagt Bert. Ik zeg tegen hem: “Je zit nu in een taxi op weg naar Breda, dus dat is toch vreemd!”.
Ik zeg vervolgens tegen Bert dat hij door de achterruit van de taxi moet kijken naar de politiebus die achter hem rijdt op de autosnelweg. Hierna wordt Bert opeens verdacht stil. Ik onderbreek deze stilte en vertel dat hij zo meteen wordt aangehouden voor het verlaten plaats ongeval en ik hem straks wel zie op het politiebureau. Hierna verbreek ik de verbinding met een nog grotere glimlach, wat een leugenaar!

De collega’s houden Bert aan en namen een sterke alcohollucht waar. Bert blaast op het selectieapparaat een F-indicatie (Fail). Dat betekent dat hij behoorlijk gedronken heeft.
Op het bureau blaast Bert hoog van de toren in plaats van op het ademanalyseapparaat. Hij valt me continue in de reden. Hij heeft de beste advocaten tot zijn beschikking en wenst niet mee te werken aan een blaastest. Ik vertel Bert dat ik begrijp dat hij de baas is van een groot bedrijf, verantwoordelijkheid heeft met zo’n groot bedrijf en duidelijk gewend is de orders uit te delen, zonder tegen gesproken te worden. Ik vertel hem dat ik op dit moment degene ben die de orders uitdeelt en dat hij vandaag naar ons moet luisteren, zonder te vertellen hoe we ons werk moeten doen. Verder deel ik hem mede dat als hij zou weigeren om te blazen, hij direct afscheid kan nemen van zijn rijbewijs en de hoogste boete tegemoet kan zien voor weigering. Ik vorder hem om te blazen op het ademanalyseapparaat, waaraan hij toch uiteindelijk meewerkt. Zijn rijbewijs wordt ingevorderd vanwege zijn veel te hoge promillage en hij krijgt een dagvaarding in persoon uitgereikt met de datum van de rechtszitting. Bert ziet af van bijstand tijdens zijn verhoor door een advocaat en vertrekt opnieuw per taxi naar Breda.

Al is de leugen nog zo snel, de politie achterhaalt hem wel.

Citaat

Piet Kats  
Ik vind mijn werk nog steeds uitdagend en leuk, al zijn er soms minder leuke gebeurtenissen. Mijn doel is burgers eens te laten kijken door de bril van een politieagent en meer begrip te vragen voor ons werk en handelen.
Aanbevolen blogs v collega's (schrijvers)
http://hondengeleider.wordpress.com
www.reflectieinblauw.nl/
http://limburgsewijkagent.blogspot.nl
www.onzehulpverleners.nl
www.demensenvandeambulance.nl
En een aanbevolen boek http://beroepseer.nl/nl/publicaties/aanbevolen-boeken-ii#maarikhebhelemaal

Blog geplaatst met toestemming van Piet Kats
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #163 Gepost op: 26 april 2015, 21:37:31
Blog: Paasvuur


06 april - Henrieke Schoonekamp

Het is Tweede Paasdag en ik ga aan het werk. Thuis zeg ik mijn eigen paashaas in zijn hokje gedag en ga naar het politiebureau. Buiten ruik ik de brandlucht die van de paasvuren in de buurt is blijven hangen. Een eeuwenoude traditie - vooral in Oost-Nederland - en van oudsher bedoeld om de boze geesten te verdrijven, zodat de oogst niet mislukt.

In het politiebureau verdelen we de binnengekomen zaken. Ik ga eerst een sporenonderzoek instellen bij een woninginbraak. Als ik bel om een afspraak te maken, neemt een hevig geëmotioneerde vrouw op. Ze zegt dat ze thuis is en dat ik dus kan komen.

Wanneer ik bij de woning aankom, zie ik behalve de naam van de vrouw ook de naam van haar echtgenoot op het naambordje staan. Ik ben blij dat er iemand is die haar kan steunen, nu ze het blijkbaar zo moeilijk heeft met de inbraak. De vrouw doet de deur open, ze heeft rode ogen van het huilen. Ik stel me aan haar voor en laat mijn politie-legitimatiebewijs zien. Ze wijst me de schade aan de voordeur, waarna ik achter haar aan de woning inloop. De echtgenoot zie ik niet.

In de woonkamer is het een enorme chaos. Als we doorlopen naar de slaapkamer, begrijp ik pas echt waarom ze zo erg van streek is. Blijkbaar hebben de inbrekers de urn met het as van haar overleden echtgenoot geopend. De urn is daarbij gebroken en zijn as ligt over de vloer verspreid. Eromheen liggen spullen en kleding uit de kast. De vrouw begint weer te huilen.

De as kan zo niet blijven liggen, dit gaat volledig tegen mijn gevoel in. Ik vraag de vrouw of ze wil dat ik de as weghaal of dat ze het liever zelf doet. Met betraande ogen vraagt ze of ik het wil doen. Ze is zichtbaar opgelucht. Uit mijn dienstauto pak ik een grote, schone glazen pot om de as in te doen. Een brandpot, waarin wij verbrande resten in veiligstellen voor onderzoek. Hoe cynisch. Maar iets anders geschikts heb ik niet bij me. Met handschoenen aan en een stofkapje voor mijn mond en neus verzamel ik de as in de pot. De vrouw kan het niet aanzien en loopt huilend weg.

Terwijl ik de as verzamel word ik echt boos op de inbrekers die de urn openden. Waarschijnlijk dachten ze dat er wat anders in zat. Maar ze hadden gewoon niet moeten inbreken en ze hadden zeker met hun vingers van deze urn af moeten blijven. Wat ze hiermee de bewoonster aandoen valt niet te beschrijven, wat een verdriet. En daarbij vind ik het niet erg om met Pasen sporen te zoeken in plaats van eieren, maar hier in de woning menselijke as oprapen, dat is wel even wat anders. Terwijl ik de as verzamel, probeer ik niet naar de ingelijste foto van de man op het nachtkastje te kijken, een vrolijk lachende vijftiger. Het sterkt me dat ik hiermee de vrouw een grote dienst bewijs.

Als ik alle as verzameld heb, geef ik de pot in een doosje aan de vrouw. Hierna doe ik het werk waarvoor ik hier gekomen ben: sporen verzamelen van de inbrekers. Ik ben extra gemotiveerd om deze inbrekers achter de tralies te krijgen. Als ik klaar ben met het sporenonderzoek neem ik afscheid van de vrouw. Met beide handen pakt ze de mijne en bedankt me voor alles. Ik zie geen tranen meer in haar ogen, wel opluchting.

Als ik buiten sta, ruik ik opnieuw de brandlucht van de paasvuren. De lucht ervan blijft ook in de dienstauto nog lang in mijn neus hangen.

Citaat
Over de blogger


Henrieke Schoonekamp
(foto: politie.nl)

Henrieke Schoonekamp (35jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.

Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven!’

Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #164 Gepost op: 26 april 2015, 21:57:30
Als de bliksem…

door Piet Kats

maandag 13 april 2015

Een zekere mate van spanning in je werk is belangrijk, dit houdt je scherp. Maar spanning door weersomstandigheden leveren wel eens een heel andere spanning op.

Als jongetje van tien jaar ben ik samen met mijn vader in een kas bezig met plantjes verpoten in potjes als het begint te onweren. De bliksemschichten verlichten de kas en de donderslagen dreunden om ons heen. Ondanks dat ik opper om naar huis te gaan, wil mijn vader toch nog even de boel afmaken. Plotseling is er een heftige flits, direct gevolgd door een enorme donderslag. Van boven uit de boom rolt een bolbliksem naar beneden en het regent takjes op de ruiten van de kas. Het vuur rolt uit, het lijken wel sterretjes. Dan wordt het weer donker in de kas. Ondanks dat zie ik dat mijn vader wit ziet en het moment daarop word ik meegetrokken naar de auto en rijden we naar huis. Sindsdien heb ik een heilig ontzag voor dit weersverschijnsel en probeer dan ook mezelf terug te trekken in de auto of in een gebouw. Maar soms is dit niet mogelijk als het onweer snel komt opzetten en je het niet kan ontwijken.

Ik heb vandaag motorsurveillance op Goeree-Overflakkee en rijd in de polder als boven mij enorme donderwolken zich samenpakken. Ik krijg hetzelfde gevoel als toen en geef automatisch gas bij. Maar waar in de polder kan ik zo snel een schuilplek vinden? Ik besluit om zo snel mogelijk door de bui heen naar het bureau in Middelharnis te rijden en daar even te wachten. Ik voel me toch niet zo lekker op twee wielen in de open polder. Dan begint het te onweren. De bliksemschichten zie ik overal om me heen. Als ik een kruising nader waar op de hoek een paar grote bomen staan, slaat het noodlot toe. Een grote flits, gevolgd door een grote klap en een hoop vuur. De bliksem slaat op 50 meter naast me in een boom. Zoals op de plaatjes van een sprookje een fee met haar toverstaf rondom zich heen met sterretjes strooit, zo lijkt het ook om me heen op de motor. Ik zit er middenin. Ik ruik een walm van zwavel en een schroeilucht. Mijn tellers van mijn motor slaan op hol en de motor valt uit. Wanhopig probeer ik hem om te starten, maar hij weigert dienst. Ik laat de motor uitrollen, maar in mijn hoofd maalt dat ik wel eens onder spanning kan staan. Als de motor uitgerold is moet ik mijn voet wel op de grond zetten. En dan gebeurt er…. niets.

Ik probeer opnieuw te starten en de motor slaat gewoon weer aan. Net of er helemaal niks gebeurd is. Als de gesmeerde bliksem rijd ik weg. Ik laat de BMW boxer brullen en rijd net zolang tot ik ver van de onweerslucht weg ben. Op een parkeerplaats stap ik van mijn motor af en kijk deze na. Geen schroeiplekje te zien. Ik kijk mijn kleding na. Geen schroeiplekje te zien. Mijn handen trillen, ik ben me echt rot geschrokken. Als ik even later weer op de motor stap start deze gewoon weer en rijd ik uiteindelijk terug naar Rotterdam.
Als ik op het bureau vertel wat er gebeurd is beginnen mijn collega’s te lachen en vragen of ik spoken heb gezien. “Jij hebt ook altijd wat vreemds, je hebt teveel spanning!” Ik zucht maar eens diep, dat heb ik weer aan mijn fiets hangen.
Na inspectie door de garage kan men niets bijzonders aan de motor vinden. En tellers die op hol gaan, de bliksem ingeslagen naast je? “Piet” vraagt de monteur, gaat het wel goed met je? “Ja hoor, zeg ik, het gaat prima, maar ik verblijf liever even onder een dak met onweer’’.

Citaat

Piet Kats  
Ik vind mijn werk nog steeds uitdagend en leuk, al zijn er soms minder leuke gebeurtenissen. Mijn doel is burgers eens te laten kijken door de bril van een politieagent en meer begrip te vragen voor ons werk en handelen.
Aanbevolen blogs v collega's (schrijvers)
http://hondengeleider.wordpress.com
www.reflectieinblauw.nl/
http://limburgsewijkagent.blogspot.nl
www.onzehulpverleners.nl
www.demensenvandeambulance.nl
En een aanbevolen boek http://beroepseer.nl/nl/publicaties/aanbevolen-boeken-ii#maarikhebhelemaal

Blog geplaatst met toestemming van Piet Kats
Samen sterk in de hulpverlening!


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Reactie #165 Gepost op: 26 april 2015, 22:03:33
Blog: Kip met frietjes en appelmoes

https://www.politie.nl/nieuws/2015/april/16/00-blog-kip-met-frietjes-en-appelmoes.html
Laatste update: 16-04-2015 | 13:28

Nederland - Een landelijk blogger van het eerste uur, André Besems, overleed begin maart 2015 na een ziekbed van bijna een jaar. In overleg met zijn familie plaatsen we als eerbetoon nog eenmaal een van zijn blogs: ‘Kip met frietjes en appelmoes’. Een prachtig kerstverhaal, dat werd geplaatst op 26 december 2013. Het is de blog van André die destijds het best gelezen werd.


16 april - André Besems

Er ligt die Eerste Kerstdag een dik pak sneeuw. De daken van de huizen, de wegen en de bomen, alles is wit. Het is stil, die avonddienst op eerste kerstdag. Er is niet veel te doen en mijn collega en ik genieten van de gekleurde lampjes die overal hangen. Ik heb een radiootje meegenomen en vrolijke kerstliedjes klinken door de politieauto. Nog een paar uur en we kunnen terug naar het bureau om te gaan eten. Dan wordt de rust in de auto verstoord door een oproep van de centralist van de meldkamer, die ons verzoekt naar een chique wijk in Rotterdam-Zuid te gaan.

Daar zou in de X-straat een auto hinderlijk geparkeerd staan. Na een paar minuten komen we ter plaatse. Het is een wijk met grote vrijstaande huizen, grote opgetuigde kerstbomen in de tuin en overal lampjes en versierselen. Het is alsof de bewoner van het ene huis zijn tuin nog mooier wil doen lijken dan ander.

We rijden door de straat, maar kunnen nergens een hinderlijk geparkeerd staande auto ontdekken. We vragen aan de centralist van welk adres de melding komt en rijden daarna naar het opgegeven huisnummer, zetten de auto voor de deur en stappen uit.

Het is koud. We zetten de kraag van onze overjas op om de kou te weren, stappen door de krakende sneeuw het tuinpad op en bellen aan. We staan een paar minuten voor de deur en willen net weggaan als een man de deur opendoet. De man is gekleed in een lichtbruine ribfluwelen broek en een rode trui met een shawltje. Hij heeft een pijp in zijn mond. Achter hem is een riante hal en ik hoop dat hij ons even binnenlaat. Aan onze ineengedoken houding en opgestoken kraag kan hij wel zien dat we het koud hebben. Hij neemt de pijp uit zijn mond en wijst ermee naar een auto die voor zijn woning staat. Hij deelt ons mee van ons te verwachten dat wij ervoor zorgen dat deze auto voor zijn woning verwijderd wordt, omdat zijn schoonouders in aantocht zijn. Hij kent de auto niet en wil ook niet dat iemand een auto voor zijn woning parkeert.

We kijken elkaar verbaasd aan en vertellen de man dat wij dat niet kunnen afdwingen: het staat een ieder immers vrij om te parkeren waar hij of zij wil, zolang dit in overeenstemming is met de wettelijke regels is.’U kunt dat niet bewerkstelligen, heren?’, vraagt hij. ‘Nee meneer, die auto mag daar gewoon staan, daar kunnen wij niets aan veranderen. Uw schoonouders moeten hun auto maar een stukje verder parkeren’, is ons antwoord. ‘Dan los ik het wel anders op’, is zijn antwoord en zonder op reactie te wachten, sluit hij de deur voor onze neus. ‘O ja, meneer, nog een fijne kerst’, zeg ik geïrriteerd.

We lopen het tuinpad weer af, stappen in de auto en vervolgen de surveillance. Net als we besluiten om richting bureau te rijden en aan de warme hap te gaan beginnen, krijgen we een oproep van de centralist die ons verzoekt naar een woning te gaan waar een jongen een brandwond heeft opgelopen. Van het ene uiterste in het andere, denk ik nog. De woningen in diee buurt stammen uit de jaren ‘30, zijn oud, gehorig en vochtig en de bewoners zijn veelal aangewezen op de bijstand.

We komen ter plaatse, bellen aan en direct gaat de gemeenschappelijke toegangsdeur van het portiek open. We horen een vrouwenstem die enigszins paniekerig roept dat we snel naar boven moeten komen. Op de derde etage aangekomen, zien we een sobere vrouw die ons hoopvol aankijkt en ons vraagt snel binnen te komen. Haar zoontje heeft zijn arm gebrand aan een kaars.

Binnen zien we een knaapje van ongeveer acht jaar op de bank zitten. De mouw van zijn overhemdje is opgestroopt en hij houdt een natte theedoek tegen zijn onderarm. Het blijkt dat zijn moeder hem had gevraagd om vast de kaarsen op de eettafel aan te steken. Bij het aansteken van de tweede kaars, was het mannetje met zijn mouw tegen de brandende kaars aangekomen, waardoor deze vlam vatte en hij nu een brandwondje op zijn arm heeft. Gelukkig had zijn moeder er snel een natte theedoek omgedaan, zodat de schade beperkt bleef. We bekijken de wond en stellen het ventje gerust. Het is meer de schrik. We genieten van de warmte in de woning en denken nog even terug aan de man met de pijp, die ons buiten liet staan.

Er staan twee bordjes op de tafel. Het witte tafelkleed is wat grauw van kleur en de rest van huiskamer is sober ingericht. Deze mensen hebben het niet breed. ‘Twee bordjes maar?’, merk ik op en kijk de vrouw aan. ‘Ja', zegt ze. 'We zijn maar alleen’. Ik heb met de vrouw te doen en besluit het onderwerp op iets anders te brengen. Op een wat jovialere toon vraag ik haar wat de pot schaft. ’Kip met frietjes en appelmoes’, zegt ze. ‘We kunnen niet anders, meneer’. ‘Mevrouw", zeg ik. ‘Wat is er nu lekkerder dan kip met appelmoes?!’ Zonder een reactie te geven, loopt ze naar de keuken om even later met twee extra bordjes terug te komen. Op beide bordjes ligt een kippenboutje, wat frietjes en een schepje appelmoes.

‘Alstublieft heren, omdat u zo aardig bent’. En daar zitten we dan, aan tafel in een vreemde woning, met een onbekende vrouw en haar zoontje. De sneeuw dwarrelt neer in de straat en op de daken in de straat. Kip met frietjes en appelmoes heeft nog nooit zo lekker gesmaakt als die kerst.

Citaat
Over de blogger


André Besems
(foto: politie.nl)

André Besems werkte als brigadier/wijkagent in Barendrecht, Eenheid Rotterdam. 25 jaar in de noodhulp, 4 jaar bij de recherche en vervolgens enkele jaren als wijkagent met een sociale insteek.

Een aantal verhalen van André werd ook in boekvorm uitgegeven (‘De brigadier vertelt’ en ‘De brigadier vertelt verder’).
Samen sterk in de hulpverlening!


DiNozzo

  • Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 8,084
Reactie #166 Gepost op: 7 juli 2015, 17:51:15
Zündapp-veteraan
Soms zijn er van die momenten waar je vaker aan terugdenkt. Ook vandaag op Koningsdag word ik daar – net als voorheen op elke Koninginnedag – weer aan herinnerd. Aan die keer dat ik mijn eigen ploegmaten met lange wapenstokken dreigend op me af zag komen.




Het is Koninginnedag, van oudsher een dag van spelletjes en plezier, maar ook de luilakviering in mijn regio. Jongelui rijden dan met brommers zonder uitlaten door de woonwijken in de vroege uurtjes. Ook ik reed in mijn jonge jaren als brommerfanaat op deze dag elk jaar mee met mijn Zündapp zonder uitlaat, streng in de gaten gehouden door de dienders van het toenmalige korps Rijkspolitie in ons dorp. Van 06.00 tot 08.00 uur mochten we elk jaar op deze dag herrie maken, wat niet door alle dorpsbewoners gewaardeerd werd.

Na 08.00 uur werden de uitlaten weer aan de brommers gemonteerd  en reden de Zündapps  in  optocht naar het Stieltjesplein in Rotterdam, waar tot op de dag van vandaag een Zündapp-meeting wordt gehouden. Na de meeting vertrekken honderden Zündapps vervolgens in colonne naar Scheveningen. En dat gaat niet altijd even keurig. Elk jaar gebeuren er zoveel incidenten dat de politie ons al eens halverwege heeft opgewacht. We reden toen een fuik in en het leek wel oorlog. Met getrokken wapenstokken werden de voorsten in de rij teruggedreven en er vielen flinke klappen. Ik ben nu nog altijd blij dat ik weg kon komen. Ik ben daarna nooit meer naar Scheveningen gegaan op de brommer.

Dit jaar vier ik luilak als veteraan op bed, maar ik probeer wel net als elk jaar trouw naar de Zündappmeeting te gaan. Ik ben nog steeds de gelukkige bezitter van een aantal gerestaureerde Zündapps. Als ik vanuit het dorp richting het Stieltjesplein vertrek, sluiten zo’n 20 Zündapp-rijders zich bij mij aan. Het is weer een drukte van jewelste. Het valt me op dat de gemiddelde leeftijd van de bezoekers minstens zo snel gestegen is als die van de Zündapps. Net als ik, allemaal veteranen dus. Het verschil is dat de meeste veteranen hun wilde haren verloren hebben, op een enkeling na.

Als we op het Stieltjesplein arriveren, wordt een van de rijders, nogal een opgewonden standje, op zijn gedrag aangesproken door een  ijverige diender met een student. In mijn ogen volledig terecht.  Ik zie vervolgens dat de kornuiten van het opgewonden standje om de collega’s heen gaan staan en zich ermee bemoeien. Mijn hartslag gaat omhoog. Als dit maar niet uit de hand loopt. Ik wring me door de menigte heen om dichterbij te komen.

Ik hoor dat de collega het identiteitsbewijs van de man vordert, maar dat weigert hij te geven. Als de collega hem vervolgens beetpakt om hem aan te houden, wordt het grimmiger. De kornuiten van de man belagen de collega. Ik aarzel geen moment. Ik bel meteen de meldkamer en verzoek om assistentie. Ondanks het rumoer, kan ik gelukkig in de buurt blijven. Ik kan zo zicht houden op de situatie en de centralist van de meldkamer op de hoogte houden van wat er gebeurt.

Het duurt niet lang of van alle kanten komen politieauto’s aangereden. Collega’s met lange wapenstokken springen er uit en komend dreigens onze kant op. Mijn eigen ploeg heeft dienst. Het is een rare gewaarwording  als je je eigen collega’s met lange wapenstokken dreigend op je af ziet komen. Het lukt me gelukkig nog net op tijd om een veilig heenkomen te zoeken. Ik moet er niet aan denken dat ik straks in de hectiek klappen krijg van mijn eigen ploegmaten. De collega van de meldkamer moet lachen om de situatie en als ik er, van een veilig plek, over nadenk, moet ik toegeven dat het ook wel lachwekkend is. Maar ik ben opgelucht als de man snel wordt aangehouden.

Achteraf ben ik blij dat ik niet als jong ventje in deze situatie ben gekomen. Nu 99% van de Zündapp-liefhebbers een veteranenleeftijd bereikt heeft, is de animo om met de politie te vechten of rel te schoppen niet zo groot. Ik denk dat het anders minder goed was afgelopen voor de collega’s. En mogelijk voor mij!  
Vandaag ben ik zelf aan het werk. En hopelijk houden alle feestvierders het gezellig, zodat we kunnen genieten van een mooie koningsdag.
"The question that sometimes drives me hazy: Am I, or the others crazy?" — Albert Einstein


DiNozzo

  • Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 8,084
Reactie #167 Gepost op: 7 juli 2015, 17:53:44
Baby reanimatie

Politiewerk is teamsport. Binnen korte tijd moet er gehandeld worden. Onder druk presteren hulpverleners het beste. Op de momenten waar het er toe doet, wordt je door de spanning en de adrenaline scherp. Je moet op elkaar kunnen vertrouwen en omgaan met emoties als incidenten niet aflopen, zoals je het had gewenst. Hier hoort met elkaar lachen, huilen en soms ook mopperen zeker bij. Maar na een "geslaagde klus" is er vaak een kinderlijke jubelstemming. Niets menselijks is ons vreemd. Op het moment dat een "klus" spannend wordt, gaan wij als collega’s onderling naar een hogere versnelling. Dit uit zich ook in de manier waarop wij op zo een moment met elkaar praten: kort, zakelijk en informatief communiceren. En dat dekt de lading volledig. Een impressie van de onderlinge communicatie, stress, blijdschap en vermoeidheid van hulpverleners.

Ik zit deze dienst samen met Paul, een avonddienst waar we ons samen op verheugen. Het mooie van ons als koppel is dat we vaak onderling aan een half woord genoeg hebben. Grappend zegt Paul dat hij vandaag graag een blog-waardige dienst met mij wil hebben.

We schuiven de borden in de vaatwasser en denken nog even na te genieten met een bak koffie. Dan krijgen we een melding van een verstikking van een baby van acht dagen oud. Met een volle maag van de avondmaaltijd springen we in de auto. Maar het juiste adres hebben we niet verstaan. Het liefst zou ik vol gas willen geven vanaf het politiebureau, maar welke kant moet ik op? Anita, de centralist van de meldkamer vertelt ons het protocol, hoe medisch te handelen ter plaatse. We kunnen niet zenden zolang de centralist de lijn niet vrijgeeft. De seconden tikken voorbij… Ik snauw tegen Paul of hij de locatie al weet. Paul kijkt me vlammend aan met ogen, zo van: "Wat denk je zelf Piet, zou ik je deze informatie onthouden?". Hij vraagt mij vast naar de kruising te rijden zodat we alle kanten op kunnen. Op de kruising horen we de locatie van het incident, wat nog geen 400 meter bij ons vandaan is.

Binnen de minuut zijn we ter plaatse en rennen naar de voordeur van de woning toe die open staat. Binnen treffen we de vader en moeder aan, de vader staat met de kleine hummel in zijn armen. Onmiddellijk gris ik de baby uit zijn armen en leg het met de buik op mijn linkerarm. Het geleerde vanuit de remanimatiecursus staat mij glashelder voor ogen. Nu kan ik u vertellen dat je eindeloos kan oefenen met een pop, maar dit in het echt toch wel heel anders is. De mond en neus van de baby zitten vol met melk en het lichaampje is bewegingloos. Inmiddels zijn collega’s Kim en Izak ook gearriveerd om ons te helpen. Izak krijgt de mobiele telefoon van de vrouw in zijn handen geduwd. Izak hoort een centralist van de meldkamer ambulance aan de andere kant van de lijn, die instructies geeft over wat we moeten doen. De ambulance is ook onderweg en zou binnen 5 minuten ter plaatse zijn. De tijd dringt.

We moeten onmiddellijk de mond en neus van het meisje leegmaken. Ik hoor Kim vragen aan de ouders of ze mogelijk zo’n uitzuig-dingetje hebben, maar door een taalbarrière snappen ze hier niks van. In een flits zie ik een spuugdoekje liggen en snauw tegen Kim dat ze het doekje moet pakken. Ze pakt het doekje en begint vervolgens voorzichtig te vegen. Wederom snauw ik naar Kim dat ze iets rigoureuzer te werk moet gaan om de ademweg zo snel mogelijk vrij te krijgen. Met de vingers en het doekje halen we veel slijm en melk uit het mondje en maken we de ademweg vrij. Het beschrijvend typen hiervan duurt langer dan alles bij elkaar in werkelijkheid. Kortom: de druk was groot. Het snauwen gebeurt niet vanuit woede of afgunst, nee, zoiets gebeurt dankzij de adrenaline die door je lijf giert. Zonder de negatieve lading van snauwen, maar de kracht daarvan om supersnel zaken te kunnen doen. Paul vraagt Izak om de mobiele telefoon op de luidsprekerfunctie te zetten, zodat wij allemaal mee kunnen luisteren naar de instructies.

Iedereen in de kleine woonkamer loopt, praat of roept, en de mobiele telefoon tettert. Rommelig. Dat is begrijpelijk, maar niet werkbaar. Met een duidelijk:"Kappen! Nu eerst allemaal zwijgen en luisteren naar haar!" wijst Paul ondertussen naar de mobiele telefoon die hij overgenomen heeft van Izak. Want rust kan je redden… Het is 2 seconden stil… Precies genoeg om onszelf even uit de tunnelvisie-koker te krijgen. Met volle aandacht luisteren wij naar de centralist van de ambulance en volgen haar instructies op. Ik draai het meisje en begin met masseren. Paul trekt de sokjes uit en met één hand aan de telefoon begint hij met zijn andere hand op de onderkant van de voetjes de zenuwbanen te prikkelen. Er moet vastgesteld worden of de hummel uit reflex nog haar beentjes intrekt. Gelukkig doet ze dat, maar veel zwakker dan wij zelf als vaders uit ervaring herkennen. Koortsachtig blijft de centralist instructies geven en vraagt naar onze bevindingen, omdat ze er zelf natuurlijk geen beeld bij heeft.

Nog geen minuut later komt het kleine mensje tot leven. Dan staan er vier volwassen mensen als kleine kinderen te kraaien tegen de kleine hummel... We moedigen haar aan om te gaan huilen, wat ook door de centralist van de ambulance geadviseerd wordt. Heel zachtjes begint het meisje te huilen en verheerlijkt staan we naar haar te kijken. We horen de collega’s van de ambulance arriveren die door Izak direct naar het kindje worden begeleidt. Ze nemen het kindje direct van ons over en brengen haar met spoed over naar het Sophia kinderziekenhuis. Vanwege de grote spoed is er geen tijd meer om de ouders mee te laten gaan. Paul blokkeert de kruising nog even zodat de ambulance ongehinderd de doorgaande weg naar het ziekenhuis op stormt en dat in een tijdsbestek van nog geen tien minuten.

We gaan terug naar de ouders. Verslagen zijn ze bij Kim en Izak op het woonadres achtergebleven. Kim en Izak nemen ze mee naar het ziekenhuis en blijven nog urenlang bij hen. Paul en ik gaan stoom afblazen op het bureau. Ik heb het gevoel dat ik tien kilometer heb hardgelopen en heb behoorlijk last van maagzuur dat oprispt. We kijken elkaar aan en hebben allebei een grote grijns op ons gezicht. Als Kim en Izak later op het bureau aankomen hebben ze geweldig nieuws. Ze hebben de kinderarts gesproken: hij wilde ons vieren een groot compliment geven, want het meisje komt er weer helemaal bovenop dankzij ons snelle optreden.

Als we nog napraten vragen we ons af hoe de vader en moeder tegen ons aangekeken hebben tijdens onze handelingen. We commanderen elkaar, net alsof we elkaar elk moment in de haren kunnen vliegen. Kort nadat het meisje weer zelfstandig begint te ademen staan we met z’n vieren met kinderlijke stem te kraaien: "Kom op meisje, doe maar huilen!" In de hoop dat ze alsjeblieft haar longen vol lucht gaat zuigen en gaat huilen. Aparte gasten, die hulpverleners. Geen poespas in de communicatie, zeggen wat nodig is. We hebben hier achteraf ontzettend om moeten lachen. Wat een mooie dienst was dit!
"The question that sometimes drives me hazy: Am I, or the others crazy?" — Albert Einstein


DiNozzo

  • Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 8,084
Horen, zien en …..ruiken

De impact die bepaalde meldingen op hulpverleners hebben kan heel groot zijn. Zo groot zelfs dat je bepaalde geluiden, beelden en geuren nooit meer vergeet en bij een volgend treffen direct associeert met een incident. Dit geldt ook zeker voor militairen die tijdens hun uitzending heftige situaties hebben meegemaakt. Vergeet niet dat al dit soort situaties opgeslagen worden in de hersenen en dat je deze simpelweg niet kunt deleten.

Er mee om leren gaan, heet dat. Of niet…
 
Wij krijgen een melding van een beknelling waarbij een man bekneld zou zitten tussen de bewegende delen van een hydraulisch apparaat. Alle hulptroepen zijn aanrijdend en de traumaheli vliegt ook. Henk en ik komen als eerste ter plaatse en treffen een chaotische situatie aan. De werknemers van het bedrijf proberen met een grote heftruck hun collega tussen het apparaat vandaan te krijgen. Als we kijken zien we dat de man geen schijn van kans heeft gehad, hij is geplet tussen de delen van het apparaat en hulp komt te laat. De brandweer komt ter plaatse, samen met de werknemers en met behulp van groot materieel krijgen ze de man er tussen vandaan. Het eerste wat ik zie is dat er onder het gevaarte een grote plas olie ligt vermengd met bloed.

De olie is kokend heet geworden door een te hoog opgevoerde druk en de lucht verspreid zich onder de hulpverleners. Ik krijg te horen dat een slang van de hydraulische pomp gesprongen is en de straal van 200 bar hydrauliekolie de man geraakt heeft in het gezicht, vervolgens zijn de delen van het apparaat met een grote klap in elkaar gezakt.

De collega’s van de ambulance kunnen niets meer doen en de opgeroepen uitvaartondernemer haalt de man weg van de plaats van het ongeval. Uit zijn binnenzak halen we een portemonnee en zijn legitimatiebewijs. Op beide handen van het slachtoffer zie ik, tussen zijn duim en wijsvinger, een tatoeage die “Schijt aan politie, justitie en de wetgeving” als betekenis heeft.

Henk en ik besluiten om zo snel mogelijk de vriendin van het slachtoffer in kennis te stellen en rijden naar haar adres. In de auto ruiken we allebei de geur van hydrauliekolie die aan onze schoenen zit. Bij het huis van het slachtoffer treffen we zijn vriendin, wij brengen haar het slechte nieuws en vragen of ze mee wil gaan naar het mortuarium voor confrontatie met als doel haar vriend te herkennen. Echter, we hebben een groot probleem: het gezicht van het slachtoffer is onherkenbaar vanwege de enorme klap, dus we kunnen maar een gedeelte van zijn lichaam laten zien.

Haar vriend ligt opgebaard op een speciale tafel en alleen zijn onderlichaam is nog intact. Het eerste wat ze stamelt als we binnenkomen is dat het verschrikkelijk stinkt en ze het raar vindt dat er een laken over zijn hoofd ligt. De vriendin herkent haar vriend aan een ring en de tatoeages die hij op zijn handen en onderarmen heeft staan.  Ik leg haar uit dat haar vriend geraakt is door een straal olie op zijn hoofd en het daarom beter is dat ze zijn hoofd niet ziet, maar ze smeekt of ze hem helemaal mag zien. Ze wil hem nog een kus geven. Verbijsterd kijken Henk en ik elkaar aan, immers, als we dit toestaan dan krijgen we een vreselijk tafereel.

De uitvaartverzorger neemt het woord over en praat als brugman om de vrouw ervan te weerhouden het laken, dat over zijn hoofd zit, vandaan te trekken. Hij legt uit dat hij zijn uiterste best gaat doen om het hoofd te reconstrueren, maar dat het beeld van de huidige situatie nooit meer van haar netvlies weg zal gaan. Tot onze grote opluchting knikt ze instemmend. We brengen haar naar haar huis, daar praten we nog even na.

De dagen erna hebben we goed contact met de vrouw. Ze is ontzettend blij dat we haar goed hebben geholpen en ze vertelt ons dat de uitvaartverzorger het hoofd van haar vriend weer aardig mooi heeft gekregen. Ze vraagt of we op de uitvaart willen komen, wat we doen. Tijdens de uitvaart wordt er een oude “hit” gedraaid, oorverdovend hard. Na de dienst bedankt ze ons voor onze komst en nemen we afscheid.

Het is al jaren geleden, maar elke keer als ik dezelfde tatoeages zie of als ik die oude “hit” op de radio hoor dan word ik weer herinnerd aan het incident. Zo ook pas geleden: ik rook, nadat ik hydraulische slangen bij een landbouw tractor losgekoppeld had, geur van hydrauliekolie die weglekte. Afijn, zo zijn er nog tal van “dingen” die bepaalde herinneringen oproepen aan een incident.

Ik weet zeker dat ook hulpverleners en veteranen deze associaties hebben. Vergeten doe je het nooit, soms kan zoiets bij iemand spanning geven en heftige emoties oproepen.
"The question that sometimes drives me hazy: Am I, or the others crazy?" — Albert Einstein


DiNozzo

  • Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 8,084
Reactie #169 Gepost op: 7 juli 2015, 18:10:53
'Zorgelijke’ vernieling

Van de dienstdoende politiemensen wordt verwacht dat ze in de nachtelijke uren op surveillance zijn in tegenstelling tot overige hulpdiensten die meldingen afwachten. Als mensen een probleem hebben, bellen ze de meldkamer en wordt de politie, die zijn immers toch op straat, erbij geroepen. We krijgen soms de gekste meldingen, waarvan je afvraagt of dat wel tot de taak van de politie behoort. Maar ’s nachts een handje helpen is geen probleem.

In de zorg verbaas (en verwonder) ik me soms hoe de bezetting is in ‘huizen’. Dikwijls 's nachts met twee medewerkers, die het vuur uit de sloffen lopen, voor de zorg van een heel huis. Als er dan ook nog meer incidenten zijn, kunnen ze een langdurig incident zeker niet behappen en wordt de politie erbij geroepen.

De centralist van de meldkamer wordt gebeld door een medewerker van een groot verzorgingstehuis met het verzoek om hulp. Ze kunnen een bewoonster van in de tachtig jaar niet meer van het toilet krijgen. Ze is in de toiletpot gevallen en zit muurvast. Ook met hulp van de andere medewerker lukt dit niet. Daar komt nog bij dat er een aantal bewoners zijn die snel zorg nodig hebben, dus de nood is hoog. De medewerkers van het verzorgingstehuis kunnen niet net als bij ons ‘even’ om assistentie vragen.

Wij krijgen de melding en ik kijk mijn collega Louis aan. Dat hebben wij weer, moeten twee mannen gaan sjorren aan een oude vrouw.
Maar in dit soort gevallen bedenk ik me dat het wel mijn moeder geweest had kunnen zijn. Jammer genoeg leeft ze niet meer, maar ik zou hier ook alles voor doen.

Aangekomen bij het verzorgingstehuis blijkt het arme vrouwtje naar het toilet te zijn gegaan en daar in gevallen te zijn. De WC bril staat op dat moment omhoog. Het oude uitgemergelde besje zit dwars op het toilet met haar heupen klem onder de rand van de toiletpot en kermt van de pijn.
Discreet leg ik een handdoek over haar blote benen heen. Louis probeert haar voorzichtig op te tillen, terwijl ik haar probeer een slag te draaien, maar het lukt voor geen meter. Ik vraag de medewerker om een fles afwasmiddel en smeer haar heupen daarmee in, in de hoop dat dit als een soort glijmiddel werkt. Maar dit helpt helaas ook niet.
Het duurt me allemaal veel te lang en daarbij moet ik zeggen dat je het behoorlijk benauwd krijgt van met z’n tweeën werken in een klein kamertje met bijbehorende luchten. Ik zeg tegen Louis dat ik een radicale oplossing heb en zo terugkom.

Uit de gereedschapskist van onze surveillancebus haal ik een hamer, een grote schroevendraaier en twee veiligheidsbrillen en haast me terug. Ik zie nog de gezichten van Louis en de medewerkers van het verzorgingstehuis, als ik met een veiligheidsbril op mijn neus terugkom. Wat gaat hij in vredesnaam doen? Ik vraag een deken aan de medewerkers die ik, met nog steeds vragende ogen, aangereikt krijg. Ik vertel hen dat ik de toiletpot aan één kant kapot ga slaan. De medewerker probeert het oude vrouwtje gerust te stellen. Zij zegt dat de hamer haar niet zal raken en de politie haar echt geen pijn zal doen. Eén van de medewerkers geef ik de andere veiligheidsbril en ik verzoek haar de deken als een scherm omhoog te houden ter bescherming van eventuele splinters. Louis ondersteunt de oude vrouw met beide armen en kruipt achter de deken weg. Ik vang nog even een glimp op van zijn misprijzende blik op zijn gezicht. Ik lig in een deuk als ik zijn gezicht achter de deken zie verdwijnen.

Met een paar ferme tikken op de schroevendraaier sla ik op een aantal punten het keramiek kapot om te zorgen dat ik met de hamer niet gelijk de hele pot aan gruzelementen sla.
Dan geef ik een grote klap aan de binnenkant van de pot. Een grote hap springt van de toiletpot af en het vrouwtje is bevrijdt. Louis tilt haar omhoog en loopt de kamer in en legt haar op bed.
We worden hartelijk bedankt door de medewerkers voor de hulp, maar ook grappend voor de vernieling van de toiletpot.

Als we in de auto stappen kijken we elkaar aan en barsten in lachen uit. Louis vertelt het Spaans benauwd gehad te hebben achter de deken, vooral door de warmte en de geuren. Hij had al diep respect voor het verzorgend personeel, maar nu helemaal. Hij weet vanaf nu zeker dat hij nooit in een verzorgingstehuis zou gaan werken.
"The question that sometimes drives me hazy: Am I, or the others crazy?" — Albert Einstein